ECLI:NL:GHARL:2022:8603
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugwijzing naar de rechtbank wegens ontbrekende schriftelijke vordering tot ontneming
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 27 september 2018. De zaak betreft een ontnemingsvordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene heeft vastgesteld op € 10.000,-. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zijn raadsvrouw, mr. G.I.T. Spaan, heeft bepleit dat de ontnemingsvordering nietig moet worden verklaard vanwege het ontbreken van de schriftelijke vordering in het dossier. Het gerechtshof heeft het onderzoek gevoerd op de terechtzittingen van 15 maart 2022 en 23 september 2022, en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal tot vernietiging van de beslissing en terugwijzing naar de rechtbank.
Het hof oordeelt dat de rechtbank Noord-Nederland de betrokkene de verplichting heeft opgelegd tot betaling van € 10.000,-, maar dat in het dossier de inleidende vordering tot ontneming ontbreekt. Dit verzuim leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof heeft vastgesteld dat de betekening van de oproeping voor de zitting van 13 september 2018 correct is uitgevoerd, en dat de betrokkene op de hoogte was van deze zitting. Desondanks is het hof van oordeel dat het ontbreken van de schriftelijke vordering ernstige gevolgen heeft voor de rechtsgang. Daarom heeft het gerechtshof de beslissing van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Noord-Nederland, zodat deze met inachtneming van de uitspraak van het hof recht kan doen.