ECLI:NL:GHARL:2022:8552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
200.307.898
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag naar éénoudergezag in belang van kind noodzakelijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over een minderjarige. De vader, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof om het gezamenlijk gezag met de moeder te herstellen, terwijl de moeder verzoekt om het eenhoofdig gezag te handhaven. De ouders zijn de ouders van een minderjarige, geboren in 2015, en waren tot de bestreden beschikking gezamenlijk belast met het gezag. De rechtbank Gelderland had in een eerdere beschikking op 16 december 2021 het gezamenlijk gezag beëindigd en het gezag alleen aan de moeder toegewezen, omdat de vader door zijn verslavingsproblematiek vaak onbereikbaar was en de moeder de enige stabiele factor was in het leven van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 11 augustus 2022 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De vader heeft aangegeven dat hij zijn verslavingsproblematiek onder controle heeft en dat hij contact heeft met de minderjarige via beeldbellen. De moeder daarentegen heeft haar zorgen geuit over de stabiliteit van de vader en zijn beschikbaarheid voor de minderjarige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt, zodat de hulpverlening voor de hechtingsproblematiek van de minderjarige ongestoord kan plaatsvinden. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof de motivering van de rechtbank heeft overgenomen en aangevuld met eigen bevindingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.307.898
(zaaknummer rechtbank Gelderland 395032)
beschikking van 6 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.A. Bouman te Almere,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 maart 2022;
  • het verweerschrift met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 augustus 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015 te [plaats1] (verder te noemen: [de minderjarige] ).
3.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders waren tot de bestreden beschikking gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [de minderjarige] alleen wordt uitgeoefend door de moeder.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen alsnog af te wijzen dan wel te bepalen dat de vader samen met de moeder wordt belast met het gezag over [de minderjarige] dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek in hoger beroep van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De vader is in eerste aanleg niet verschenen. Hij stelt in zijn beroepschrift daarom vooreerst dat zijn belangen zijn geschaad omdat hij in eerste aanleg geen verzoekschrift en geen oproep voor de zitting heeft ontvangen. Hij wist niet dat de procedure aanhangig was. Hij zat eerst gedetineerd en daarna gesloten op twee plaatsen. Navraag bij de rechtbank leerde hem dat de rechtbank een verkeerd adres heeft gebruikt. Dit had niet hoeven te gebeuren nu de moeder wel op de hoogte was van zijn adres. Voorts stelt de vader dat er onvoldoende gewijzigde omstandigheden zijn om het verzoek van de moeder om haar voortaan alleen met het gezag te belasten, te beoordelen. Zijn drugs- en alcoholproblematiek, waarop de moeder haar verzoek baseert, was al eerder manifest. Een wijziging van het gezag is bovendien niet in het belang van [de minderjarige] . De vader is nu vrij en heeft alle ruimte om invulling te geven aan het gezag. Zijn verslavingsproblematiek is onder controle en hij is al lange tijd stabiel. Dat de communicatie nog niet optimaal is, maakt niet dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd. Hij is bang dat als de moeder alleen het gezag heeft, hij helemaal naar de achtergrond raakt. Hij werkt de moeder niet tegen en wil zich niet met de dagelijkse zorg bemoeien. De vader heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat hij met zijn huidige partner een eigen woning heeft en dat hij met begeleiding zijn verslaving weer onder controle heeft. Hij heeft voorts aangegeven sinds enige tijd om de week gedurende een half uur contact met [de minderjarige] te hebben in de vorm van beeldbellen. Dat gaat fijn en daar is hij heel erg blij mee. Hij heeft de gezagsuitoefening ook nooit belemmerd. Het is voor hem belangrijk om aan [de minderjarige] te laten zien wat hij belangrijk vindt wat goed voor haar is en daar wil hij graag aan bijdragen. Het klopt dat hij tot dusver weinig aanwezig is geweest voor [de minderjarige] en dat neemt hij zichzelf kwalijk. Hij zal zijn leven beteren.
Hij herkent heel veel van zichzelf en van de hechtingsproblematiek bij [de minderjarige] . Als hij ziet hoe zij reageert denkt hij dat hij als gezaghebbende ouder ook een meerwaarde voor [de minderjarige] kan hebben, aldus nog steeds de vader.
5.3
De moeder voert aan dat de verslavingsproblematiek van de vader zodanig ernstig was dat de vader vaak maanden onbereikbaar was. De vader is meermaals gedetineerd en opgenomen geweest. Feitelijk draagt de moeder sinds de geboorte alleen de zorg voor [de minderjarige] en neemt zij alleen alle (gezags)beslissingen. Zij is de enige stabiele factor. [de minderjarige] heeft voor haar problematiek, mede ontstaan door de verslaving van de vader, hulpverlening nodig. Het is in het belang van [de minderjarige] dat snel kan worden gehandeld. De vader is vaak niet beschikbaar en reageert niet. De vader is onbetrouwbaar. De moeder heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij er ook blij mee is dat sinds enige tijd via beeldbellen weer contact is tussen [de minderjarige] en de vader. Het contact gaat goed. Zij heeft echter in het verleden ervaren dat zij niet altijd weet waar de vader is en dan niet met hem in overleg kan. Nu [de minderjarige] onder behandeling is voor haar hechtingsproblematiek zijn er heel veel handtekeningen nodig. De moeder heeft er nu nog onvoldoende vertrouwen in dat het goed blijft gaan met de vader en dat hij bereikbaar blijft. In het verleden is dat vaker misgegaan en daar maakt zij zich zorgen over. Als het goed blijft gaan met de vader wil zij meewerken aan herstel van het gezag van de vader. Zij vindt de situatie daar nu nog te pril en niet stabiel genoeg voor. De vader is heel kwetsbaar. Zij verzoekt de bestreden beschikking in stand te laten en er kan worden opgenomen dat als het voor langere tijd goed gaat met de vader zij mee wil werken aan herstel van het gezag van de vader, aldus nog steeds de moeder.
5.4
Voor zover de vader aanvoert dat hij in zijn belangen is geschaad doordat hij het verzoek in eerste aanleg noch de oproep voor de mondelinge behandeling heeft ontvangen, overweegt het hof dat het hoger beroep er mede toe dient omissies in eerste aanleg begaan, te herstellen. Nu de vader in hoger beroep in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt zowel schriftelijk en mondeling toe te lichten, heeft hij geen belang bij bespreking van de grief, zodat het hof deze zal verwerpen.
5.5
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot wijziging van het gezag in het belang van [de minderjarige] op dit moment noodzakelijk is. Het hof verwijst daarvoor naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe.
Gebleken is dat de moeder deze procedure heeft moeten starten omdat zij heel veel moeite had om van de vader de benodigde handtekeningen voor school en hulpverlening voor [de minderjarige] te krijgen. Voorts is gebleken dat bij [de minderjarige] sprake is van hechtingsproblematiek en dat zij daarvoor een traject moet volgen. Weliswaar is in hoger beroep gebleken dat het sinds enige tijd beter gaat met de vader, dat hij weer bereikbaar is voor de moeder en dat er contact is (via beeldbellen) tussen de vader en [de minderjarige] maar het hof is van oordeel dat deze ontwikkelingen nog te pril zijn om de vader nu al weer te belasten met het gezag. In het verleden is gebleken dat de vader vaker teruggevallen is in drugs-en alcoholgebruik en dan op cruciale momenten niet bereikbaar en niet beschikbaar was voor [de minderjarige] . Daardoor heeft de vader ook een groot deel van het leven van [de minderjarige] tot dusver gemist. De vader is er van op de hoogte hoe het met [de minderjarige] gaat omdat hij dat hoort van de moeder maar weet dat niet uit eigen ervaring. De vader kent [de minderjarige] nauwelijks en het is mede daarom de vraag of de vader bij gezagsbeslissingen een zelfstandige visie heeft over wat in het belang is van [de minderjarige] . De moeder heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat zij het contact tussen [de minderjarige] en de vader niet in de weg staat en heeft toegezegd dat, als de vader langdurig stabiel is, zij bereid is om het gezamenlijk gezag te herstellen. Voor nu acht het hof het voor [de minderjarige] van belang dat de moeder het eenhoofdig gezag houdt zodat het traject hulpverlening dat [de minderjarige] voor haar hechtingsproblematiek nodig heeft ongestoord kan plaatsvinden. Dit oordeel is ook in overeenstemming met het advies van de raad op de mondelinge behandeling.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
16 december 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en R. Krijger, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 6 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.