ECLI:NL:GHARL:2022:8526

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
200.314.628
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing en onderzoek naar mogelijkheid van plaatsing van moeder en kind in Moeder-Kindhuis

In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021, en de mogelijkheid van plaatsing van de moeder en het kind in een Moeder-Kindhuis. De ouders van de minderjarige zijn betrokken in een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 9 augustus 2022 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige heeft verlengd tot 20 augustus 2023. De moeder heeft in hoger beroep één grief ingediend en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen. De GI verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt om bekrachtiging van de beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 is de moeder verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en was ook de vader aanwezig. De moeder heeft aangegeven dat zij zich heeft ingespannen om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen en dat zij spijt heeft van een eenmalig drugsgebruik dat heeft geleid tot de uithuisplaatsing. De GI heeft echter betoogd dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is vanwege de ernst van de problematiek van de moeder, waaronder terugkerend drugsgebruik.

Het hof heeft geconcludeerd dat het onvoldoende voorgelicht is om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft de behandeling van de zaak aangehouden. Het hof heeft de GI verzocht om te onderzoeken waar en wanneer plaatsing van de moeder en de minderjarige in een moederkindhuis mogelijk is, met een deadline van 6 november 2022 voor de informatievoorziening. De ouders krijgen de gelegenheid om binnen twee weken na ontvangst van het stuk van de GI schriftelijk te reageren, waarna het hof schriftelijk zal beslissen of een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Iedere verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.314.628
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406916)
beschikking van 4 oktober 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming&
Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 9 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 augustus 2022;
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 september 2022 plaatsgevonden. De moeder is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl (kantoorgenoot van haar advocaat). Namens de GI is een vertegenwoordiger verschenen. Ook de vader was bij de mondelinge behandeling aanwezig.

3.De feiten

3 1. De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2021 te [plaats1] . Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
3.2
Bij beschikking van 20 augustus 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, is de toen nog niet geboren [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 20 augustus 2022.
3.3
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft op 19 juli 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken (tot 16 augustus 2022) verleend.
3.4
De spoedmachtiging tot uithuisplaatsing is door de kinderrechter bij beschikking van
1 augustus 2022 in stand gelaten. Verder is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 20 augustus 2022.
3.5
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 9 augustus 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 20 augustus 2023.
3.6
[de minderjarige] verblijft sinds 20 juli 2022 in een pleeggezin te [plaats2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van
9 augustus 2022. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing alsnog af te wijzen.
4.2
De GI voert verweer en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder voert aan dat zij zich bij het moederkindhuis (MKH) tot het uiterste heeft ingespannen om de zorg voor [de minderjarige] volledig op zich te kunnen nemen. De moeder komt van ver, maar heeft grote stappen vooruit gezet. De moeder was bijna zover dat zij kon beginnen aan [naam1] , zodat zij zelfstandig kon wonen met [de minderjarige] . De moeder stelt dat zij eenmalig drugs heeft gebruikt, hetgeen heeft geleid tot de uithuisplaatsing, en dat zij spijt heeft van haar terugval. De moeder wil zich herpakken voor en met [de minderjarige] . Zij zet alles op alles om een nieuwe plaatsing bij het moederkindhuis te laten slagen. De moeder vindt het te ver gaan dat op basis van één slechte keuze, waarbij [de minderjarige] trouwens niet in onveiligheid heeft verkeerd, een dermate vergaande beslissing als een uithuisplaatsing wordt al. De moeder heeft bovendien de indruk dat de GI thans niet meer aan thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder en de vader, die inmiddels samenwonen in de woning van de vader, werkt.
5.2
De GI voert aan dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] als consequentie voor drugsgebruik al dan niet in het bijzijn van [de minderjarige] of het hebben van een terugval niet onbekend was bij de moeder. Dat de moeder achteraf spijt heeft van haar terugval en een tweede kans wil begrijpt de GI, maar het is voor moeder voldoende duidelijk geweest dat een terugval zou betekenen dat de GI een machtiging uithuisplaatsing zou aanvragen. Dit staat zowel in het VOTS plan, het raadsrapport en het Veiligheidsplan traject moederkindhuis. Het feit blijft dat moeder tijdens het drugsgebruik niet beschikbaar was voor [de minderjarige] . De GI is van mening dat de noodzaak van een uithuisplaatsing aanwezig is, gezien de aard, ernst en duur van de persoonlijke problematiek van moeder en in de opvoedsituatie, zoals terugkerend harddrugsgebruik.
5.3
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen geven. Duidelijk is wel dat [de minderjarige] op dit moment nog niet terug kan naar haar ouders, omdat er nog te veel zorgen zijn over haar veiligheid. Voor het hof is echter onduidelijk gebleven of de moeder met [de minderjarige] op korte termijn nog terecht kan in een moederkindhuis. Gelet op de jonge leeftijd van het kind is hierover op korte termijn duidelijkheid nodig. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de GI verzoeken om met de moeder te onderzoeken waar en wanneer plaatsing van de moeder en [de minderjarige] in een moederkindhuis op korte termijn mogelijk is. Het hof wil hierover uiterlijk op 6 november 2022 worden geïnformeerd.
5.4
Na ontvangst van het bericht van de GI zullen de ouders de gelegenheid hebben om binnen twee weken een schriftelijke reactie in het geding te brengen, waarna het hof schriftelijk zal beslissen dan wel een nieuwe mondelinge behandeling zal bepalen. Iedere verdere beslissing zal het hof aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de GI het hof en de ouders
uiterlijk 6 november 2022te informeren over hetgeen overwogen onder 5.3;
bepaalt dat de ouders binnen twee weken na ontvangst van het stuk van de GI hun schriftelijke reactie daarop in het geding kunnen brengen;
bepaalt dat het hof daarna schriftelijk zal beslissen dan wel een nieuwe mondelinge behandeling zal bepalen, waarvoor alle partijen in dat geval zullen worden opgeroepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en P.B. Kamminga, ondertekend door Kamminga, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 4 oktober 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.