ECLI:NL:GHARL:2022:8514

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
200.308.700
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling na een echtscheiding. De vader, verzoeker in hoger beroep, en de moeder, verweerster, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verbleven op bepaalde dagen. De vader was het niet eens met deze regeling en verzocht het hof om deze te vernietigen en een nieuwe zorgregeling vast te stellen. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2022 werd duidelijk dat de vader de kinderen slechts op zondagmiddag ophaalt, wat volgens hem het meest haalbare is gezien zijn werksituatie en woonomstandigheden. De moeder gaf aan dat de kinderen meer contact met de vader willen. De raad voor de kinderbescherming adviseerde een zorgregeling die haalbaar is voor de vader, maar het hof oordeelde dat deze regeling te beperkt was. Het hof benadrukte dat de vader meer inspanningen moet leveren om zijn kinderen vaker te zien en dat hij de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling moet naleven.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat de vader zijn verzoek onvoldoende had onderbouwd en de huidige zorgregeling in het belang van de kinderen werd geacht. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, waarbij de rechters de belangen van de kinderen vooropstelden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.700
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 522996)
beschikking van 4 oktober 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A.H. Boom te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. el Ahmadi te Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 maart 2022;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Boom van 26 augustus 2022 met producties.
2.2
Mr. El Ahmadi heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van het journaalbericht van mr. Boom van 26 augustus 2022 met bijlagen, aangezien deze buiten de daarvoor toegestane termijn is ingekomen en hij ze niet met de moeder heeft kunnen bespreken. Het hof heeft daarop beslist dat op die bijlagen acht wordt geslagen, omdat deze kort en eenvoudig te doorgronden zijn en het hof mr. El Ahmadi met een schorsing van de mondelinge behandeling voor een leespauze de gelegenheid heeft geboden behoorlijk van die bijlagen kennis te nemen en zich deugdelijk voor te bereiden op een verweer daartegen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 1 september 2022 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- namens de vader zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
In de bestreden beschikking is de echtscheiding uitgesproken. Ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep was het huwelijk nog niet ontbonden.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2014 te [woonplaats1] ,
- [de minderjarige2] (hierna: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2016 te [woonplaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader verblijven:
- zolang de vader nog geen woning heeft: elke dinsdag na school tot 18.00 uur, zondag van 13.00 tot 18.00 uur en eens per maand van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- zodra de vader een woning heeft: elke dinsdag na school tot 18.00 uur en om de week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur,
waarbij de vader de kinderen haalt en brengt.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief ziet op de zorgregeling. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de vastgestelde zorgregeling, en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorgregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen:
- voor de duur dat de vader geen zelfstandige woonruimte heeft iedere zondag van 13.00 uur tot 18.00 uur;
- zodra de vader een eigen woning heeft eens per veertien dagen een weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof, naar het hof begrijpt, het verzoek van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 827 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter ingeval de echtscheiding wordt uitgesproken als nevenvoorziening een voorziening treffen voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van de echtgenoten.
5.2
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.3
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wenselijk is. Het is in het belang van de kinderen dat zij regelmatig contact hebben met de vader, zoals ook de rechtbank heeft overwogen. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader de kinderen alleen op zondagmiddag ophaalt. Volgens de vader is dit het meest haalbare, omdat hij moet werken en bij zijn ouders woont. De vader stelt verder dat de kinderen niet bij zijn ouders kunnen logeren, omdat zijn ouders niet voor hen kunnen zorgen.
De moeder heeft aangevoerd dat de kinderen veel naar de vader vragen en hem graag meer willen zien dan eenmaal per week een middag.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd een zorgregeling op te leggen die momenteel voor de vader haalbaar is, te weten elke zondagmiddag. De raad vindt het wel wenselijk dat de vader de kinderen vaker ziet en daartoe ook meer inzet toont.
5.4
Naar het oordeel van het hof is de door de raad geadviseerde zorgregeling te beperkt, vooral omdat de kinderen de vader missen en hem graag vaker willen zien. Het hof verwacht van de vader dat hij de door de rechtbank vastgestelde en zorgvuldig afgewogen zorgregeling nakomt, nu deze regeling in het belang van de kinderen wenselijk is. Het hof is anders dan de raad van oordeel dat de huidige feitelijke situatie voor de vader niet, zoals de vader stelt, de meest haalbare is. Van belang is onder meer dat nergens uit blijkt dat de vader inspanningen verricht om eigen woonruimte of verblijfsruimte te vinden, zodat hij zijn kinderen meer zou kunnen zien. Het argument van de vader dat de grootouders niet een weekend per maand voor de kinderen kunnen zorgen, kan het hof niet volgen nu het niet aan de grootouders, maar aan de vader is om de kinderen dat weekend te verzorgen.
Op basis van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vader zijn verzoek in hoger beroep, bij gemotiveerde betwisting door de moeder, onvoldoende heeft onderbouwd.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 23 december 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen ofwel voor zover het betreft de daarin vastgestelde zorgregeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 4 oktober 2022 uitgesproken door mr. M.H.F. van Vugt in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.