ECLI:NL:GHARL:2022:8482

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
21-000418-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor rijden zonder geldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, voor het rijden zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De zaak betreft een overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 21 januari 2021 te Hoogeveen een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was gewaarschuwd over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat hij op de hoogte was van zijn situatie. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van twee weken, maar het hof oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf van één week passend was. Daarnaast is de ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden tenuitvoer gelegd, die eerder voorwaardelijk was opgelegd. Het hof heeft ook het beslag op de personenauto van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000418-22
Uitspraak d.d.: 30 september 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 1 februari 2022 met parketnummer 96-078313-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-045391-19, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd het beslag verbeurd te verklaren en de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.A.M. Karsten, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen heeft bij vonnis van 1 februari 2022 de verdachte ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, de personenauto verbeurdverklaard en de vordering tot tenuitvoerlegging geheel toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 21 januari 2021 te Hoogeveen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [naam straat] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs op 21 januari 2021 ongeldig was verklaard, althans dat de wetenschap daaromtrent niet zonder voortvloeit uit de in het dossier bevindende stukken van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), welke niet aan verdachte zijn betekend.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Op basis van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen wordt het volgende overwogen.
Het hof concludeert op grond van de ambtsedige waarnemingen van de verbalisanten dat het verdachte is geweest die als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) op 21 januari 2021 op de [naam straat] te Hoogeveen heeft gereden.
Vooropgesteld wordt dat uit de bewijsvoering moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het besturen van het motorrijtuig op 21 januari 2021 "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs B ongeldig was verklaard. In dat verband is van belang dat in de rechtspraak van de Hoge Raad meermalen is beslist dat uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief naar de verdachte is verzonden en die brieven vervolgens niet als onbestelbaar retour zijn gekomen, niet zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte "wist of redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Welke bijkomende of andere omstandigheden wel toereikend zijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het hof concludeert dat het rijbewijs categorie B van verdachte vanaf 15 september 2014 ongeldig is verklaard. Het CBR heeft op 11 januari 2019 het Duitse rijbewijs van verdachte omgewisseld voor een nieuw Nederlands rijbewijs, dat per 8 april 2019 ongeldig is verklaard.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële documentatie van 11 augustus 2022 blijkt dat verdachte vóór 21 januari 2021 al een enkele maal staande is gehouden vanwege het rijden zonder geldig rijbewijs ex. artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 3 december 2020 te Hoogeveen.
Blijkens een gevoegd proces-verbaal van artikel 9 Wegenverkeersweg 1994, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] is aan verdachte op 3 december 2020 meegedeeld dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard.
Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte direct tegenover de verbalisanten bij zijn staande houding op 21 januari 2021 heeft verklaard: “Ik weet dat mijn Nederlandse rijbewijs ongeldig is verklaard”. Uit voornoemde verklaring, alsmede de mededeling van de verbalisant voorafgaand aan het onderhavige feit, dat aan verdachte is voorgehouden dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, leidt het hof af dat verdachte redelijkerwijs moest weten dat er met betrekking tot de geldigheid van zijn rijbewijs iets niet klopte en dit reden moest zijn voor de verdachte om contact op te nemen met het CBR.
Op grond van bovengenoemd samenstel van omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, concludeert het hof dat verdachte op 21 januari 2021 ten minste redelijkerwijs moet hebben geweten dat zijn rijbewijs B ongeldig was verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zoals deze later in een eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 januari 2021 te Hoogeveen, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de [naam straat] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot oplegging van diezelfde straf.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 10 uren.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 21 januari 2021 een personenauto bestuurd terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door toch een personenauto te besturen heeft verdachte de regels die gelden in het verkeer en die de verkeersveiligheid dienen, genegeerd, en het belang van de verkeersveiligheid veronachtzaamd.
Binnen de rechtspraak zijn oriëntatiepunten voor de straftoemeting ontwikkeld, met als doel het bevorderen van een consistent landelijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten kunnen dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de op te leggen straf. Het oriëntatiepunt voor het besturen van een auto in geval het rijbewijs ongeldig is verklaard, is een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 augustus 2022 volgt dat verdachte meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten. Het hof houdt hiermee ook rekening.
Uit de over verdachte bekende informatie uit het meest recente reclasseringsadvies van de [verslavingszorg] ( [verslavingszorg] ) van 2 september 2022, komt het beeld naar voren van een man die zich weinig tot niets gelegen laat liggen aan regels en instanties en steeds weer recidiveert. Het hof ziet dat verdachte op bijna alle leefgebieden problemen ervaart. Ook contact met de [verslavingszorg] heeft de veelvuldige recidive niet kunnen inperken. Verdachte toont problematisch gedrag en laat zich ondanks de vele inspanningen van de [verslavingszorg] niet corrigeren. Strafmodaliteiten gericht op de inzet van hulp en het inperken van recidive in de vorm van voorwaardelijke straffen zijn naar het oordeel van het hof in de onderhavige zaak een gepasseerd station, evenals de oplegging van een taakstraf. Hierbij heeft het hof ook acht geslagen op de informatie van de [verslavingszorg] dat verdachte ondanks zijn schuldenproblematiek, niet detentieongeschikt is.
Het hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter zitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht door de raadsman.
Alles afwegende acht het hof, vanuit het oogpunt van vergelding, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één week, passend en geboden.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 12 juni 2019 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden, onder parketnummer 96-045391-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 stk personenauto [kenteken] (omschrijving: [nummer] , grijs, merk: Mitsubishi, chassisnummer: [nummer] , bouwjaar: 2007).
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2019, parketnummer 96-045391-19, te weten van: een ontzegging van de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. M.C. van Linde en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 30 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.