Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
hij op of omstreeks 13 februari 2020 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 1 tenlastegelegde feit
Overwegingen met betrekking tot het bewijs van het onder 2 tenlastegelegde feit
Bewezenverklaring
hij op 13 februari 2020 te [plaats] , terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [straatnaam 1] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
hij op 13 februari 2020 te [plaats] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 96-165040-18
Verbeurdverklaring
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) maanden.