ECLI:NL:GHARL:2022:8398

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21-004514-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op psychische overmacht in strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling van moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een mishandeling die resulteerde in ernstig letsel voor het slachtoffer. Tijdens de zitting is het beroep op psychische overmacht ingediend, waarbij de verdediging aanvoerde dat de verdachte onder grote psychische druk stond van medeverdachten, wat haar wilsvrijheid aantastte. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen en geconcludeerd dat zij niet in staat was om weerstand te bieden aan de druk van de situatie. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en haar niet strafbaar verklaard voor het subsidiair tenlastegelegde, waarbij het beroep op psychische overmacht werd gehonoreerd. De uitspraak benadrukt de rol van psychische kwetsbaarheid en de invloed van omgevingsfactoren op het gedrag van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004514-19
Uitspraak d.d.: 30 september 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 14 augustus 2019 met parketnummer 16-707360-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. F.E. den Hertog, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde. Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen die vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een ander oordeel komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2.
primair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Utrecht. althans in het arrondissement Midden-Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan haar moeder [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van het strottenhoofd en tongbeen en/of een of meer ribbreuk(en), heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen. althans eenmaal,
- met kracht (al dan niet met een of meer voorwerpen) op/tegen hoofd en/of romp en/of armen en/of benen, althans het lichaam, te stompen en/of te staan en/of te trappen en/of te schoppen en/of
- met kracht vast te pakken en/of te duwen en/of te gooien;
2. subsidiair
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 augustus 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend haar moeder [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
- met kracht (al dan niet met een of meer voorwerpen) op/tegen het hoofd en/of de romp en/of armen en/of benen, althans het lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt, en/of
- met kracht heeft vastgepakt en/of geduwd en/of gegooid, althans een of meer geweldshandeling(en) op die [slachtoffer] heeft gepleegd, hetgeen zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van liet strottenhoofd en tongbeen en/of een of meer ribbreuk(en), ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft – evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman – uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden geacht. Verdachte heeft zich tenminste één keer samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het mishandelen van het slachtoffer. Er was toen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte en medeverdachten bevonden zich tijdens de mishandeling bij elkaar. Zij hebben allen in meer of mindere mate aan het geweld tegen het slachtoffer bijgedragen.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft bekend haar moeder een klap te hebben gegeven.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mishandeling van haar moeder. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de gebezigde bewijsmiddelen zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder als volgt.
Voor medeplegen moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit de verklaringen van verdachte en haar medeverdachten volgt dat sprake is geweest van collectief geweld. Verdachte bevond zich samen met de medeverdachten in de woonkamer van de door hen gezamenlijk bewoonde woning. Verdachte en medeverdachten waren boos op het slachtoffer – hun moeder/schoonmoeder – omdat zij zichzelf uithongerde, omdat er bij twee van de medeverdachten een (paranoïde) verdenking van vergiftiging door het slachtoffer was, en vanwege een dreigende uithuisplaatsing van het jongste schoonzusje van verdachte. De eerste geweldshandelingen zijn uitgevoerd door de zwager van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft vervolgens wezenlijk bijgedragen aan het geweld door het slachtoffer tikken op het hoofd en op de rug te geven. Daarnaast is het slachtoffer door medeverdachten onder meer geschopt, geduwd en geslagen op haar arm. Het slachtoffer heeft dientengevolge pijn ondervonden van het collectieve geweld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.subsidiair
zijop één of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 22 augustus 2017 tot en met 22 oktober 2017 te Utrecht,althans in het arrondissement Midden-Nederland.tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,opzettelijk mishandelend haar moeder [slachtoffer]meermalen, althans eenmaal,
-met kracht (al dan niet met een of meer voorwerpen)op/tegen het hoofd en/of de romp en/of armen en/of benen, althans het lichaam, heeftgestompt en/ofgeslagenen/of getrapten/of geschopt, en/of
- met kracht heeft vastgepakt en/ofgeduwden/of gegooid, althans een of meer geweldshandeling(en) op die [slachtoffer] heeft gepleegd, hetgeen zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van liet strottenhoofd en tongbeen en/of een of meer ribbreuk(en), ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling, begaan tegen haar moeder.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ernstig verminderd toerekeningsvatbaar is. Er is geen sprake is van psychische overmacht omdat een gemiddelde (toerekeningsvatbare) burger zich aan de situatie had kunnen en moeten onttrekken. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte zeer kort voor de collectieve mishandeling zelf is bedreigd of mishandeld door medeverdachte [medeverdachte] . Uit het dossier volgt bovendien verdachte niet volledig van de buitenwereld was afgesloten en dat er hulpverlening over de vloer kwam. Objectief gezien waren er mogelijkheden om hulp in te schakelen of uit de woning te vertrekken.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is van psychische overmacht en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte heeft gedurende een lange periode onder grote psychische druk van [medeverdachte] gestaan. Verdachte is uitgescholden, bedreigd, fysiek mishandeld, bespuugd, en er is op een hele manipulatieve manier op haar ingepraat. Verdachte was zeer bang voor [medeverdachte] en zag geen manier om onder die druk uit te komen. Gelet op voorgaande kan zonder meer worden gesproken van een van buiten komende druk waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden.
Oordeel van het hof
Toerekeningsvatbaarheid
Uit de PBC-rapportage volgt dat verdachte een verstandelijke ontwikkelingsstoornis heeft. Verdachte is een moeilijk lerend en daarnaast een kwetsbare, goedgelovige, beïnvloedbare, naïeve en zich aanpassende vrouw. De verstandelijke ontwikkelingsstoornis maakt verdachte (sociaal) kwetsbaar. De beïnvloedbaarheid, naïviteit en suggestibiliteit maken verdachte onvoldoende in staat om zich op tijd uit schadelijke en/of misbruikende situaties te onttrekken of hulp in te roepen. Verdachte was verminderd in staat om op adequate wijze in te grijpen of te ontsnappen aan de gezinsomstandigheden binnen het huis.
Met name in de tenlastegelegde periode is er sprake van een ernstig bedreigende situatie. Dit zorgde bij betrokkene voor een grote mate van (doods-) angst waardoor zij terugviel op primitieve overlevingsmechanismen, die als het ware een verlammend effect hadden op haar gedrag (freeze).
Hoewel verdachte dus enerzijds vanuit zichzelf een beperkte draagkracht heeft, wordt het gedrag in aanloop van de mishandeling ook grotendeels bepaald door de sterk beklemmende en bedreigende gezinsdynamiek.
Er wordt geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof heeft de conclusie van de PBC-rapportage over en is van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Psychische overmacht
Zowel uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van verdachte, haar echtgenoot/medeverdachte [echtgenoot/medeverdachte] en haar zus/medeverdachte [zus/medeverdachte] , alsook uit de (vele) zich in het dossier bevindende filmpjes, blijkt dat zowel verdachte als [echtgenoot/medeverdachte] en het slachtoffer, gedurende een langere periode in de door hen gezamenlijk bewoonde woning door [medeverdachte] ernstig zijn bedreigd, vernederd, beledigd en mishandeld. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of verdachte, gelet op deze situatie, een geldig beroep op psychische overmacht toekomt ten aanzien van de bewezenverklaarde mishandeling.
Van psychische overmacht is sprake in geval “van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden”.
Bij psychische overmacht gaat het in de kern om de vraag (1) of er sprake is van een zodanige druk dat in gemoede kan worden gezegd dat de wilsvrijheid van de verdachte is aangetast en (2) of van de dader in concreto redelijkerwijs te vergen valt dat hij weerstand biedt aan de druk van de omstandigheden.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of een verdachte ‘redelijkerwijs weerstand had kunnen en behoeven te bieden’ de persoonlijkheid van verdachte wel mee gewogen dient te worden.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken in samenhang met de conclusies in bovengenoemde rapportage van het PBC is naar het oordeel van het hof genoegzaam aannemelijk geworden dat de verdachte tot het bewezenverklaarde handelen is gekomen onder invloed van een zodanige van buiten komende drang, dat daaraan geen weerstand kon worden geboden.
Wat betreft de drang/druk overweegt het hof dat deze onder meer bestond uit (de beklemmende en bedreigende gezinsdynamiek, mede omvattend) de stelselmatige bedreigingen, vernederingen, beledigingen en mishandelingen van het slachtoffer, verdachte en medeverdachte [echtgenoot/medeverdachte] door [medeverdachte] . Deze bedreigingen, vernederingen, beledigingen en mishandelingen hebben maandenlang aangehouden, en werden door de partner van [medeverdachte] meermaals vastgelegd op film.
Op meerdere filmfragmenten is het verlammende effect waarover wordt gesproken in de PBC-rapportage zichtbaar. Ook nadat verdachte en haar echtgenoot [echtgenoot/medeverdachte] zelf mishandeld zijn blijft zij zitten op de bank, en bevestigt [medeverdachte] in iedere verdenking (waaronder een verdenking van vergiftiging van [medeverdachte] en diens partner, die door het NFI na toxicologisch onderzoek niet is vastgesteld) die door verdachte jegens haar wordt geuit.
Op de betreffende dag van de gezamenlijke mishandeling van mevrouw [slachtoffer] was [medeverdachte] opnieuw opgefokt, en heeft [medeverdachte] de eerste geweldshandelingen toegepast. Toen hij de medeverdachten “uitnodigde” ook geweld toe te passen zag verdachte geen andere uitweg dan zelf ook geweld toe te passen.
Van verdachte was redelijkerwijs op dat moment niet te vergen dat zij aan de betreffende situatie weerstand bood. Hiervóór kwam al aan de orde dat verdachte volgens de PBC-rapportage beïnvloedbaar, naïef en suggestibel is, waardoor zij zich onvoldoende aan bedreigende situaties kan onttrekken. De (wederom) ernstig bedreigende situatie waarin [medeverdachte] zich schuldig maakte aan mishandeling van het slachtoffer zorgde bij verdachte voor een zodanige angst dat er voor haar geen andere uitweg was dan zelf ook over te gaan tot geweldshandelingen jegens het slachtoffer.
Ook iemand met psychische problemen en/of persoonlijkheidsproblematiek kan in een situatie terechtkomen waarin naar sociaal ethische maatsteven van een overmatige psychische druk in de zin van overmacht sprake is. Het beroep op psychische overmacht wordt om die reden gehonoreerd. Derhalve is verdachte niet strafbaar en dient zij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het in onder 2 subsidiair bewezen verklaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover nog aan de orde – en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar, en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. R.M. Maanicus en mr. S. Weening, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 30 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.