ECLI:NL:GHARL:2022:8395

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21-002188-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan bewijs van medeplegen van brandstichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk brandstichten, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De kinderrechter had de verdachte een werkstraf van 38 uur opgelegd, subsidiair 19 dagen jeugddetentie. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 13 september 2022 heeft het hof het dossier en de verklaringen van de betrokkenen bestudeerd. De advocaat-generaal vorderde veroordeling van de verdachte, verwijzend naar de verklaring van de medeverdachte die de matras met een aansteker had aangestoken. De medeverdachte verklaarde dat het idee om de brand te stichten van de verdachte kwam, terwijl de verdachte ontkende betrokken te zijn geweest bij het aansteken van de matras.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen. De verdachte had weliswaar de toegangscode tot de bergingen, maar de medeverdachte handelde zelfstandig door de matras aan te steken. Het hof concludeerde dat de bijdrage van de verdachte aan het delict niet van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. Daarom heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van bewijs voor nauwe samenwerking bij het vaststellen van medeplegen in strafzaken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren de zaak hebben beoordeeld en de uitspraak hebben gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002188-22
Uitspraak d.d.: 27 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 mei 2022 met parketnummer 16-295295-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte veroordeeld wegens medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is tot een werkstraf voor de duur van achtendertig uren, subsidiair negentien dagen jeugddetentie.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Huizen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur middels een gasaansteker in aanraking te brengen met een matras, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan in ieder geval 6 bergingen gelegen boven Oostermeent-West 2 te Huizen, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor - het plafond en/of,
- het dak en/of,
- dakramen en/of,
- de beveiligingscamera’s en/of,
- elektra en/of,
- deuren en/of,
- een ledikant en/of,
- (elektrisch) kinderspeelgoed, (waaronder een motor, auto, tractor en/of fiets) en/of,
- een peuterloopfiets en/of,
- een kinderautostoel en/of,
- spullen van emotionele waarden,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bezoekers van het ondergelegen winkelpand en/of eigenaren van de bergingen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte te veroordelen wegens medeplegen van brandstichting, nu uit het dossier voldoende blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. De advocaat-generaal acht de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar en gaat daarvan uit. [medeverdachte] maakte zijn eigen rol niet kleiner. Hij is degene die met de aansteker het matras heeft aangestoken. Hij heeft dit echter kunnen doen, omdat verdachte de code wist van de berging waar de matras lag. Bovendien had verdachte eerder al met een sigaret een gat gebrand in deze matras. Volgens [medeverdachte] was het verdachte’s idee om dit te doen. Verdachte heeft inconsistent verklaard. De advocaat-generaal kan zich vinden in de bewijsoverweging van de kinderrechter.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken nu het medeplegen niet kan worden bewezen. Zij heeft hiertoe, kort gezegd, aangevoerd dat hoewel er een gezamenlijke optrek en aftocht was er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier blijkt niet van een voorbereiding of een goed uitgedacht plan. En het leeftijdsverschil tussen verdachte en [medeverdachte] wordt geheel tenietgedaan door het lagere IQ van verdachte. Verdachte is pas negen maanden na het incident gehoord, nadat hij de beelden had gezien. Er is dan geen sprake meer van een spontane en betrouwbare herinnering van details zoals het zien van rook. [medeverdachte] is degene die het matras heeft aangestoken en de brand heeft veroorzaakt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [medeverdachte] de bewuste dag samen op pad waren. Verdachte beschikte over de code die de toegang tot de bergingen gaf. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat veel meer jongeren op de hoogte waren van de code en dat het een makkelijk te raden code was. Uit het dossier blijkt ook dat verdachte en [medeverdachte] al vaker bij de bergingen waren geweest. Eenmaal in de gang bij de bergingen aangekomen heeft [medeverdachte] een matras in de gang aangestoken met zijn eigen aansteker. Vervolgens zijn ze beide weggegaan. Wat er besproken is tussen verdachte en [medeverdachte] kan niet objectief worden vastgesteld. [medeverdachte] heeft verklaard dat het idee om de matras ‘in de fik te steken’ van verdachte kwam. Verdachte haalde [medeverdachte] over om het te doen. [medeverdachte] heeft daarbij tevens verklaard dat hij niet bang was om tegen verdachte te zeggen dat hij het niet wilde en dat hij vervolgens de matras met zijn eigen aansteker heeft aangestoken. Verdachte heeft het tegenovergestelde verklaard: dat [medeverdachte] kattenkwaad uit wilde halen maar dat hij [medeverdachte] ervan wilde weerhouden omdat hij geen gezeur wilde.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de objectief vast te stellen bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht, met name nu [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet bang was om tegen verdachte te zeggen dat hij niet wilde maar vervolgens zelf met zijn eigen aansteker de matras heeft aangestoken. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. O.G. Schuur en mr. M.B.T.G. Steeghs, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 27 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.B.T.G. Steeghs en mr. O.G. Schuur zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 september 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M. van Solingen, advocaat-generaal,
mr. H.E. Schoenmakers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.