ECLI:NL:GHARL:2022:8376

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
200.313.186
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezagskwesties en de rol van de gecertificeerde instelling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het de verlenging van de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die onder toezicht staan van de William Schrikker Stichting. De ouders van de kinderen hebben gezamenlijk gezag, maar zijn sinds juni 2021 uit elkaar. De kinderen zijn sinds 14 mei 2019 onder toezicht gesteld en verblijven in pleeggezinnen. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft op 12 april 2022 besloten de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 13 mei 2023. De moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij zij verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen of te verkorten.

Tijdens de zitting op 1 september 2022 heeft het hof de situatie van de ouders en de kinderen besproken. De moeder heeft recent een nieuwe woonruimte gevonden en er zijn verbeteringen in de contacten tussen de ouders en de kinderen. Echter, het hof concludeert dat de moeder nog niet in staat is om de benodigde structuur en zorg te bieden die de kinderen nodig hebben. De zorgen over de seksuele veiligheid van de kinderen blijven bestaan, en de GI heeft de ouders begeleid, maar er zijn nog steeds problemen met de naleving van afspraken.

Het hof heeft besloten dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk blijft voor hun verzorging en opvoeding. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd, en er is geen reden om de termijn van de uithuisplaatsing te verkorten. Het hof benadrukt het belang van rust, structuur en duidelijkheid voor de ontwikkeling van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.186
(zaaknummers rechtbank Gelderland 401201, 401217 en 401226)
beschikking van 29 september 2022
in het hoger beroep van:
[verzoekster] (de moeder)
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam,
Belanghebbenden zijn:
(1) de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
(in Amsterdam)
(2)
[de vader] (de vader)
woonplaats: [woonplaats1] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 in [woonplaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [woonplaats1] .

2.Belangrijke informatie

De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat betekent dat de ouders samen belangrijke beslissingen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen nemen.
De ouders zijn sinds juni 2021 uit elkaar. De ouders hebben nog een dochter: [de minderjarige3] , geboren [in] 2010 in Ede.
[de minderjarige3] , [de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 14 mei 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting (of: de GI). De ondertoezichtstelling duurt nog tot 13 mei 2023.
De kinderen woonden tot de uithuisplaatsing bij de ouders. [de minderjarige3] verblijft sinds juni 2019 op een kind-groep van [naam1] . [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven apart van elkaar in pleeggezinnen. [de minderjarige1] sinds 20 oktober 2021 en [de minderjarige2] sinds 15 oktober 2021.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Zutphen) heeft op 12 april 2022 op verzoek van de GI een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft beslist dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige3] , [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt verlengd tot 13 mei 2023 en dat de kinderen in een pleeggezin moeten blijven wonen (de machtiging uithuisplaatsing verlengd) tot 13 mei 2023.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verlengen, alsnog moet afwijzen of moet toewijzen voor een kortere duur.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 11 juli 2022 met bijlagen;
- het verweerschrift van de GI met bijlagen;
- een mailbericht van de GI van 24 augustus 2022 met bijlage;
- een formulier van mr. Pool van 31 augustus 2022.
De zitting bij het hof was op 1 september 2022.
Aanwezig waren:
- de moeder, met haar advocaat en een begeleider van [naam2] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de vader.

6.De redenen voor de beslissing

Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
Het hof heeft gezien dat er na de beslissing van de kinderrechter wat zaken zijn veranderd in de situatie van de ouders. Voor de moeder is nieuwe passende woonruimte gevonden. De moeder heeft (net als de vader) nog steeds 24 uurs begeleiding van [naam2] . De moeder moet nog wennen aan haar nieuwe woonsituatie maar zij vindt dat het goed gaat. De moeder heeft geen nieuwe partner meer.
Beide ouders hebben sinds afgelopen mei apart contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat geeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] rust en dat vinden zij fijn. Het contact met [de minderjarige1] is met een paar uur uitgebreid. Begin september zou worden bekeken of [de minderjarige1] mogelijk bij de moeder zou kunnen blijven slapen. Het contact tussen [de minderjarige2] en de ouders is niet uitgebreid, omdat zij dat niet aan kon. [de minderjarige2] heeft na het contact veel tijd nodig om terug in de structuur te komen in het pleeggezin. De contacten met de ouders zijn nog steeds eenmaal per drie weken. Ook is het nog steeds nodig dat de contacten worden begeleid om ervoor te zorgen dat de situatie voor de kinderen veilig blijft.
De situatie tussen de ouders lijkt na de beslissing van de kinderrechter rustiger te zijn geworden. Dit vindt het hof positief. Deze situatie bestaat alleen nog niet zo lang. Het is onzeker of deze voor de toekomst zal blijven bestaan. Ook zegt de nieuwe situatie niks over de vraag of de moeder voldoende structuur en duidelijkheid kan bieden aan de kinderen. De moeder is van goede wil en doet haar best maar het lukt haar niet om er voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te zijn op de manier die zij nodig hebben. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben meer nodig dan de moeder hen kan bieden. Er zijn nog steeds zorgen over (de situatie van) de ouders. Volgens de GI is het lastig om de ouders te begeleiden op momenten dat zij het ergens niet mee eens zijn. Aan de ouders was bijvoorbeeld duidelijk uitgelegd dat de zussendag een dag voor het gezin is. De ouders zouden niemand anders voor die dag uitnodigen. Aan die afspraak hebben de ouders zich niet gehouden, want zij hebben voor de zussendag in juli 2022 toch buren uitgenodigd. Dit geeft onrust en is niet in het belang van de kinderen.
Verder zijn er ook nog steeds zorgen over de seksuele veiligheid van de kinderen bij de ouders.
Het hof is het niet eens met het standpunt van de moeder dat de GI te weinig hulp heeft ingezet. Zoals hiervoor is gebleken, is er het nodige veranderd in de situatie van de ouders en ten aanzien van de contacten met [de minderjarige1] . De GI heeft de ouders hierin begeleid en hierin de nodige stappen gezet. De GI kijkt wat de kinderen nodig hebben en wat zij aankunnen. De hulp sluit daarbij aan.
Het hof heeft begrepen dat het perspectiefonderzoek na de zitting bij de rechtbank is gestart. Dit onderzoek is nog niet afgerond. Het hof vindt het belangrijk om de uitkomst van dit onderzoek af te wachten, zodat duidelijk kan worden of de kinderen in de toekomst weer bij één van de ouders zou kunnen wonen. De nieuwe situatie van de ouders wordt in dit onderzoek meegenomen.
Het hof is van oordeel dat een terugplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet in hun belang is. De moeder is (nog) onvoldoende in staat hen te bieden wat zij nodig hebben. Voor hen is het van belang dat zij de rust, structuur en duidelijkheid houden die zij in de pleeggezinnen ervaren, waardoor zij zich positief kunnen (blijven) ontwikkelen. Op dit moment is de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dus nog noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding. Er is ook geen reden om de termijn van de uithuisplaatsing te verkorten.
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter (in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) van 12 april 2022 ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] waarover de moeder een beslissing heeft gevraagd;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.H.F. van Vugt en C.M. Schönhagen, in samenwerking met mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. H. Phaff op 29 september 2022.