ECLI:NL:GHARL:2022:8360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
21-003590-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en teruggave van inbeslaggenomen messenverzameling in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 september 2020. De verdachte, geboren in 1962, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 291 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren, vanwege onder andere opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het in bezit hebben van een afbeelding van een ontuchtige handeling. Het hoger beroep richtte zich onder andere tegen de beslissing van de rechtbank over de inbeslaggenomen messenverzameling.

Tijdens de zitting op 14 september 2022 heeft de advocaat-generaal teruggave van de inbeslaggenomen messenverzameling gevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat de messenverzameling inmiddels was vernietigd, waardoor het niet mogelijk was om nader onderzoek te verrichten naar de aard van de wapens. Het hof oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich verzet tegen de teruggave van de messenverzameling aan de verdachte, maar dat dit niet gold voor een specifiek mes dat onttrokken moest worden aan het verkeer.

Het hof heeft de bijzondere voorwaarden van de rechtbank aangepast en de verdachte verplicht om tijdens gesprekken met de reclassering te bespreken hoe hij denkt ongewenst gedrag te voorkomen. De beslissing van de rechtbank werd in zoverre vernietigd, maar het hof bevestigde het vonnis voor het overige. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de teruggave van inbeslaggenomen goederen en de rol van de reclassering in het toezicht op de veroordeelde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003590-20
Uitspraak d.d.: 28 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 september 2020 met parketnummer 18-920010-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van het beslag. De advocaat-generaal heeft teruggave gevorderd van de inbeslaggenomen messenverzameling en het los in beslaggenomen mes aan verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.H. Wormmeester, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 29 september 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Handelen in strijd met artikel 16, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en munitie van categorie III;
4. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. Een afbeelding/gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 291 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van drie jaren, met daarbij onder andere de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandeling. Tevens heeft de rechtbank verdachte ten aanzien van voornoemde feiten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, te weten: Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, heeft de rechtbank verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 10 uren, subsidiair 5 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank de hele verzameling steekwapens en het mes (nummers 2 en 3 op de beslaglijst d.d. 19 augustus 2020) onttrokken aan het verkeer verklaard.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, behalve voor zover het betreft de hierna te noemen bijzondere voorwaarde als verbonden aan de opgelegde voorwaardelijk straf en de beslissing ten aanzien het beslag.
Ten aanzien van deze onderdelen van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.
Bijzondere voorwaarde
De rechtbank heeft verdachte de navolgende bijzondere voorwaarde (nummer 6) opgelegd:
‘6. Dat de veroordeelde zich onthoudt op welke wijze dan ook van:
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin dierenpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met dieren wordt gecommuniceerd.

De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur. De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek.’

Teneinde de gedragsvoorwaarde in overeenstemming te brengen met de recente rechtspraak van de Hoge Raad, zal het hof de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde vervangen door de bijzondere voorwaarde, zoals hieronder in het dictum geformuleerd.

Beslag

Uit de stukken blijkt dat er tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte d.d. 22 februari 2020 een messenverzameling (bestaande uit diverse messen, dolken en zwaarden) is aangetroffen en in beslag is genomen. Uit de beslaglijst van 19 augustus 2020 blijkt dat dit beslag (een messenverzameling en een los mes) op grond van artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering is vernietigd.
Ter zitting van het hof d.d. 5 oktober 2021 heeft de raadsvrouw het hof verzocht te beslissen dat de inbeslaggenomen messenverzameling aan verdachte wordt teruggegeven, zodat hij deze verzameling te gelde zou kunnen maken om zo zijn schulden af te lossen.
Het hof heeft op die zitting bevolen nader onderzoek te laten verrichten naar de inbeslaggenomen messenverzameling, er diende nader inzicht te worden verschaft omtrent de aard van de wapens en de vraag in hoeverre het bezit daarvan verboden is.
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 2 november 2021 is de messenverzameling inderdaad onttrokken aan het verkeer en vernietigd zodat nader onderzoek niet kon worden verricht. Ter zitting van het hof heeft de advocaat-generaal desgevraagd meegedeeld dat ook zij ervanuit gaat dat de messenverzameling is vernietigd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking perceel [adres] te [plaats] ) d.d. 23 februari 2020 blijkt: ‘
In eerste aanleg lijken de messen, dolken, zwaarden deel uit te maken van een verzameling. Bij nadere beschouwing lijken de messen, dolken en zwaarden niet strafbaar te zijn en mag men deze in een woning voorhanden hebben’.
Nu nader onderzoek, zoals door het hof bevolen, niet verricht kan worden, zal het hof uitgaan van de bevindingen omtrent het beslag zoals hiervoor verwoord. Het hof is derhalve van oordeel dat geen strafvorderlijk belang zich verzet tegen teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen messenverzameling, vermeld op de beslaglijst d.d. 19 augustus 2020 onder nummer 2.
Dit geldt echter niet ten aanzien van het onder nummer 3 op voornoemde beslaglijst vermelde mes. Dit mes is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke strafbare feiten.
Omdat uit het dossier blijkt dat de inbeslaggenomen messenverzameling reeds is vernietigd, zal de bewaarder conform het bepaalde in artikel 119, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering dienen te handelen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde en de beslissing omtrent het beslag en doet in zoverre opnieuw recht, als volgt:
stelt als bijzondere voorwaarde:
6. Dat de veroordeelde zich onthoudt op welke wijze dan ook van:
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin dierenpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met dieren wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
Bij de controle op deze gedragsvoorwaarde, die gedurende de proeftijd maximaal 3 maal mogen plaatsvinden, kan de reclassering zich bij huisbezoeken (technisch) laten ondersteunen door een deskundige, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Na digitaal onderzoek ter plaatse,
dat enkel gericht mag zijn op en beperkt moet blijven tot de controle van de naleving van deze gedragsvoorwaarde,deelt de deskundige zijn bevindingen mee aan de aanwezige reclasseringswerker. Bij aantreffen van verborgen of versleutelde bestanden kan de reclassering veroordeelde de aanwijzing geven dat hij deze zichtbaar maakt of ontsleutelt. Voldoet veroordeelde niet aan die aanwijzing, dan kan de reclassering dit opvatten als een schending van de gedragsvoorwaarde en hieraan de gevolgen verbinden die uit reclasseringsoogpunt wenselijk zijn.
De veroordeelde is verplicht aan deze aanwijzing medewerking te verlenen.
Kan het digitaal onderzoek ter plaatse onvoldoende plaatsvinden, dan kan de deskundige na goedkeuring van de reclassering een digitale kopie maken van de geautomatiseerde werken en gegevensdragers. De kopie wordt zo spoedig mogelijk elders onderzocht, waarna de deskundige het onderzoeksresultaat uitsluitend rapporteert aan de reclassering. Over de vraag of sprake is van strafbare kinderpornografie, kan de reclassering een zedenrechercheur raadplegen die gecertificeerd is voor het beoordelen van beeldmateriaal op kinderporno. De zedenrechercheur rapporteert uitsluitend aan de reclassering. Constateert de reclassering een overtreding van de gedragsvoorwaarde, dan bepaalt de reclassering hiervan het gevolg, mede gelet op de ernst van de overtreding.
Binnen twee weken nadat de reclassering is gebleken dat geen schending van de gedragsvoorwaarde heeft plaatsgevonden wordt de digitale kopie vernietigd.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 19 augustus 2020 onder 2 genummerde verzameling steekwapens;
Verklaart onttrokken aan het verkeer het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 19 augustus 2020 onder 3 genummerde mes;
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. J. Dolfing, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 28 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hielkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.