ECLI:NL:GHARL:2022:8241

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
200.314.930
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzettingsverzoek faillissement in WSNP toegewezen na beroep op hardheidsclausule

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [appellant] om zijn faillissement om te zetten in een wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank had eerder, op 22 augustus 2022, dit verzoek afgewezen. De appellant, die in 2020 in staat van faillissement was verklaard, heeft in de tussenliggende periode aanvullende informatie verstrekt die zijn beroep op de hardheidsclausule onderbouwde. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks zijn schulden, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de omstandigheden die hebben geleid tot zijn financiële problemen onder controle heeft gekregen. Dit werd ondersteund door zijn stabiele financiële situatie na 2019 en het feit dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt. Het hof oordeelde dat de appellant, die ook psychologische hulp heeft ingeroepen, in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de wettelijke schuldsaneringsregeling op de appellant van toepassing verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.314.930
(faillissementsnummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: C/08/20/143 F)
arrest van 26 september 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J. Klomp.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van 17 juni 2020 heeft de rechtbank [appellant] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. T.L.V. de Jong tot curator.
1.2
Ter afwending van het voornemen van de curator om de rechtbank te verzoeken zijn faillissement bij gebrek aan baten op te heffen, heeft [appellant] de rechtbank op 21 juni 2022 verzocht zijn faillissement op te heffen, onder het gelijktijdig uitspreken van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
1.3
Bij vonnis van 22 augustus 2022 heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.
Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.2. De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 25 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 22 augustus 2022. [appellant] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met één bijlage kennisgenomen van:
- de brief met bijlagen van 8 september 2022 van de curator;
- de brief met bijlagen van 12 september 2022 van mr. Klomp en
- twee brieven met bijlage(n) van 15 september 2022 van mr. Klomp.
Tot de bijlagen behoort een brief van de curator van 15 september 2022, waarin zij
gemotiveerd aangeeft waarom er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
2.3
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2022. Hierbij zijn verschenen:
- [appellant] , bijgestaan door mr. Klomp, en [naam1] , beëdigd tolk in de Turkse taal;
- de curator;
- [naam2] van Profez Nijmeijer, beschermingsbewindvoerder van [appellant] en
- [naam3] , begeleider van Zorgcentra Het Mozaïek.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] is gehuwd geweest. In 2017 is hij gescheiden. [appellant] heeft van 17 januari 2011 tot 1 januari 2019 een groothandel in vlees en vleeswaren en in wild en gevogelte als eenmanszaak geëxploiteerd. Daarnaast was hij gedurende vier dagen per week in ploegendienst werkzaam als bandkeurmeester bij Plukon. Ten tijde van de echtscheiding en daarna kampte [appellant] met ernstige gezondheidsklachten. [appellant] heeft onder behandeling gestaan van Mental Cure (één keer in de twee weken). Momenteel wordt hij één keer in de week begeleid door Carintreggeland. [appellant] is volledig arbeidsongeschikt verklaard. Hij ontvangt sinds november 2021 een WIA-uitkering.
3.2 [appellant] heeft volgens de in hoger beroep overgelegde schuldenoverzichten van de curator in totaal bijna € 222.000,00 aan schulden. Tot deze schulden behoren onder meer een schuld aan de belastingdienst van € 143.743,88, een schuld aan het CJIB van € 7.254,00 en een schuld aan Interbank N.V. van € 23.921,35.
3.3
De rechtbank heeft het omzettingsverzoek van [appellant] afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn ondernemingsschulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Ook het verzoek van [appellant] om hem op grond van de hardheidsclausule tot de schuldsaneringsregeling toe te laten, is door de rechtbank afgewezen.
3.4
Het hof stelt voorop dat er geen formele beletselen in de zin van artikel 15b Fw zijn om het omzettingsverzoek van [appellant] in behandeling te nemen. Daarnaast heeft [appellant] ter zitting de afwezigheid van de goede trouw ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden erkend en deze beroepsgrond ingetrokken. Daarmee staat vast dat [appellant] in beginsel niet tot de schuldsaneringsregeling kan worden toegelaten.
3.5
Het verzoek om tot die regeling te worden toegelaten kan, ondanks het bestaan van deze schulden, toch worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat [appellant] de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden onder controle heeft gekregen (de hardheidsclausule, artikel 288 lid 3 Fw).
In zijn beroepschrift heeft [appellant] hierop een beroep gedaan.
3.6
Het gaat bij de toepassing van deze clausule om de oorzaak van de problematiek, welke oorzaak [appellant] aantoonbaar onder controle moet hebben gekregen en waarbij in het algemeen is vereist dat hij een (persoonlijke) ontwikkeling heeft doorgemaakt waaruit blijkt dat hij greep heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht. Er zal (dus) sprake moeten zijn van een bestendige gedragsverandering waardoor in redelijkheid kan worden aangenomen dat de problematiek zich niet zal herhalen, omdat de oorzaak daarvan is weggenomen.
3.7
Het hof is van oordeel dat met de aanvullende informatie het beroep van [appellant] op de hardheidsclausule slaagt. Daartoe neemt het hof het volgende in aanmerking.
Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] het zicht op zijn onderneming is kwijtgeraakt toen hij in 2017 werd geconfronteerd met zowel een echtscheiding als met ernstige gezondheidsklachten als gevolg waarvan zijn administratie niet (langer) op orde was en overzicht verloren is gegaan over inkomsten, schulden en vorderingen op derden. Dat wordt ondersteund door het feit dat op zijn schuldenlijst tot 2017 geen ondernemings-schulden worden vermeld. Daarnaast blijkt uit het door [appellant] overgelegde medisch rapport dat de gezondheidsklachten vanaf 2016 toenemen en in verband worden gebracht met de scheiding. Vanaf 2019 wordt het medisch onderzoek naar zijn gezondheidsklachten uitgebreid en een ernstige ziekte geconstateerd waarvoor hij wordt behandeld.
Uit de schuldenlijst blijkt voorts dat de meeste schulden in die periode (2018-2019) zijn ontstaan. Voor [appellant] spreekt dat hij omstreeks de beëindiging van de activiteiten in zijn onderneming (op of rond 1 januari 2019) heeft ingezien dat hij zelf niet (voldoende) in staat was om zijn financiën te beheren. Hij heeft beschermingsbewind aangevraagd, dat medio februari 2019 is ingegaan. Uit de schuldenlijst en de verklaring van de beschermings-bewindvoerder blijkt dat [appellant] na 2019 geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan en sprake is van een bestendige stabiele financiële situatie. Verder is positief dat [appellant] ook voor zijn mentale problemen hulp en begeleiding heeft ingeroepen en aanvaard.
Deze positieve ontwikkelingen, in samenhang met de relatieve ouderdom van de schulden, zijn doorslaggevend voor het oordeel van het hof. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] gedurende een bestendige periode de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden onder controle heeft gekregen en dat hij een zekere persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt, waaruit blijkt dat hij greep heeft gekregen op de omstandigheden die hem in financiële problemen hebben gebracht.
Mede gelet op de huidige ondersteuning in financieel en psychisch opzicht is ook voldoende aannemelijk geworden dat [appellant] de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal kunnen nakomen. Hierbij gaat het hof er vanuit dat de hulp en begeleiding die [appellant] momenteel ontvangt in de toekomst gecontinueerd zullen worden.
3.8
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 22 augustus 2022 en, opnieuw recht doende:
heft het op 17 juni 2020 ten aanzien van [appellant] uitgesproken faillissement op en verklaart gelijktijdig de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, B.J. Engberts en J.G.B. Pikkemaat, en is op
26 september 2022 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.