ECLI:NL:GHARL:2022:8224

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
26 september 2022
Zaaknummer
200.294.943/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en zorgregeling na scheiding van ouders met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 200.294.943/01. De zaak betreft de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen na de scheiding van hun ouders. De moeder had eerder geen vervangende toestemming gekregen om te verhuizen, wat de situatie rondom de hoofdverblijfplaats en zorgregeling beïnvloedde. Het hof heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder in stand gehouden en de zorgregeling met de vader vastgesteld. De raad voor de kinderbescherming heeft onderzoek gedaan en geadviseerd dat de kinderen bij de moeder blijven wonen, gezien hun welzijn en stabiliteit. De vader had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel bekrachtigd, waarin de zorgregeling en hoofdverblijfplaats waren vastgesteld. De ouders zijn in staat om de vakanties te verdelen, en het hof heeft de afspraken in het ouderschapsplan bevestigd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de raad en de ouders zijn gehoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.943/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 261543)
beschikking van 20 september 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.M. Pater te Emmeloord,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.N. Brands-van den Berg te Amsterdam.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(hierna: de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 13 januari 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad van 19 augustus 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 2 september 2022 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 5 september 2022 met bijlage(n).
1.3
Partijen hebben aangegeven af te zien van een nadere behandeling ter zitting.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van
13 januari 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de moeder geen toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] en de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar en te adviseren over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de zorgregeling met de andere ouder. In afwachting van het advies van de raad is de beslissing over het hoofdverblijf en de zorgregeling aangehouden.
2.3
De raad komt na zijn onderzoek tot de conclusie dat beide ouders in staat zijn de kinderen op te voeden. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben sinds het uiteengaan van hun ouders (in april 2017) meer bij de moeder dan bij de vader gewoond. Een verandering in verblijfplaats, school en hun sociale leven, na de vele wisselingen die de kinderen al hebben meegemaakt, vindt de raad niet in het belang van de kinderen. De raad adviseert daarom om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder te laten en de zorgregeling als volgt vast te stellen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn een weekend per veertien dagen van vrijdag 16.30 uur tot maandag voor school bij de vader. In de week waarin ze het weekend bij de moeder verblijven, verblijven zij van donderdag 16.30 uur tot vrijdagochtend voor school bij de vader. Wat betreft de vakanties adviseert de raad deze bij helfte te verdelen. Schoolvakanties van één week kunnen ieder jaar afgewisseld worden. De raad geeft daarbij aan achter het aanbod van de moeder te staan om een extra vakantie bij de vader te verblijven en hoopt dat de vader van dit aanbod gebruik maakt en aanwezig is voor de kinderen.
2.4
De vader stelt dat, nu aan de vrouw geen vervangende toestemming is verleend om te verhuizen, het hoofdverblijf van de kinderen bij haar kan blijven. De ouders zijn in staat de vakanties in te vullen en te verdelen. Zij hebben dit altijd geregeld en ingevuld en de vader verwacht niet dat dit in de toekomst anders zal zijn. De kerst- en meivakanties worden al jaren bij helfte (één week bij de ene ouder en de andere week bij de andere ouder) verdeeld en dat wil de vader graag zo houden. Ten aanzien van de verdeling van de herfst- en voorjaarsvakanties (één week) merkt de vader nog op dat het zijn voorkeur heeft dat de ouders wel hun eigen weekend houden in de voorjaars- of herfstvakantie.
2.5
De moeder heeft het hof laten weten dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid om een nadere reactie te geven op het rapport van de raad.
2.6
Gelet op de inhoud van het raadsrapport en de reacties van de ouders zal het hof beslissen in lijn met het advies van de raad. Dit betekent - kort gezegd - dat de situatie blijft zoals die nu is. De kinderen houden hun hoofdverblijf bij de moeder en houden hun zorgregeling met de vader. Dat betekent dat de afspraken hieromtrent vastgelegd in het ouderschapsplan in stand blijven, naast de aanvulling die daarop is gemaakt in de beschikking van 9 mei 2019 van de rechtbank Overijssel, zodat er geen aanleiding is deze opnieuw vast te stellen. Dat betekent dat het hof (ook) het verzoek van de vader in (het principaal) hoger beroep zal afwijzen.

3.De slotsom

in het principaal hoger beroep:
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een zorgregeling met de moeder vast te stellen, moet worden afgewezen. Dat betekent dat het hof de bestreden beschikking, voor zover nog aan zijn oordeel onderworpen, zal bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof, nader beschikkende:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle van 19 april 2021, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, J.G. Idsardi en S. Rezel, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 20 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.