ECLI:NL:GHARL:2022:8131

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
21/01435
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak en aanslagen onroerendezaakbelastingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 29 juli 2021 de beschikking van de heffingsambtenaar inzake de waarde van een onroerende zaak heeft gehandhaafd. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen op een melkveehouderij met woning en diverse opstallen, vastgesteld op € 575.000 per waardepeildatum 1 januari 2018 voor het jaar 2019. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar heeft de beschikking en de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar heeft wel immateriële schade en proceskosten vergoed.

Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, en tijdens de zitting op 7 september 2022 is er een compromis bereikt. De partijen kwamen overeen dat de waardecorrectie wegens een schoorsteenbrand in het woongedeelte op € 60.000 wordt gesteld, waardoor de waarde per waardepeildatum wordt verminderd tot € 535.000. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar toegezegd de proceskosten van belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep te vergoeden tot een bedrag van € 2.815 en het griffierecht van € 134 te vergoeden.

Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van immateriële schade en het griffierecht. De waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op € 535.000, en de aanslag OZB ter zake van de eigendom is dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar is veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en moet het betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 20 september 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01435
uitspraakdatum: 20 september 2022
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 juli 2021, nummer AWB 20/885, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
Munitax(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] , per waardepeildatum 1 januari 2018, voor het jaar 2019 vastgesteld op € 575.000. Tegelijk met deze beschikking zijn aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) ter zake van de eigendom en ter zake van het gebruik van de onroerende zaak opgelegd.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, met vergoeding door de heffingsambtenaar en de Staat van immateriële schade ten bedrage van € 500 (€ 334 respectievelijk € 166), de proceskosten ten bedrage van € 534 (ieder € 267) en het betaalde griffierecht ten bedrage van € 48 (ieder € 24).
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [naam2] (taxateur).

2.Vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een melkveehouderij met woning, ondergrond en tuin, diverse bedrijfsopstallen en bedrijfserf. De onroerende zaak is gelegen op percelen met een totale oppervlakte van 477.715 m2. Hiervan moet 12.850 m2 aan de onroerende zaak worden toegerekend.

3.Geschil

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
a. De waardecorrectie wegens een schoorsteenbrand in het woongedeelte wordt gesteld op € 60.000 (in plaats van € 20.000), met als gevolg dat de waarde per de waardepeildatum moet worden verminderd tot € 535.000,
b. de heffingsambtenaar vergoedt de proceskosten die belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep heeft gemaakt tot een bedrag van € 2.815,
c. de heffingsambtenaar vergoedt het in verband met het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 134,
d. belanghebbende trekt alle lopende bezwaar- en beroepsprocedures inzake de WOZ-beschikkingen voor de onroerende zaak betreffende de jaren 2020, 2021 en 2022 in en zal ter zake van die intrekkingen niet verzoeken om een proceskostenvergoeding, vergoeding van immateriële schade en/of teruggave van griffierecht.
4.2.
Het Hof zal in deze procedure betreffende het jaar 2019 overeenkomstig de punten a. tot en met c. beslissen, met dien verstande dat een en ander geen gevolgen heeft voor de aanslag OZB voor het gebruik (OZBG). Immers, de vermindering van de waarde van het woondeel heeft een even grote vermindering van de woondelenvrijstelling tot gevolg. Volgens de in het taxatierapport opgenomen matrix bedraagt de heffingsmaatstaf voor de OZBG afgerond € 435.000, terwijl de aanslag OZBG is opgelegd naar een lagere heffingsmaatstaf van € 390.000. De aanslag OZBG is derhalve niet naar een te hoog bedrag opgelegd.

5.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de vergoeding van immateriële schade en het griffierecht,
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar, behoudens voor zover daarbij de aanslag OZB ter zake van het gebruik is gehandhaafd,
– vermindert de waarde tot € 535.000,
– vermindert de aanslag OZB ter zake van de eigendom dienovereenkomstig,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.815 en
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 134 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. E. Breedveld, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen. te ondertekenen. In verband daarmee is de
uitspraak ondertekend door mr. Breedveld.
(E. Breedveld)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 september 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.