ECLI:NL:GHARL:2022:8085

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
200.313.854
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten plaatsing voor jeugdige na 18 jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot gesloten plaatsing van een jeugdige, [verzoeker], die op 15 juni 2022 de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De kinderrechter had eerder op 11 mei 2022 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor een periode van zes maanden, op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [de gemeente]. De ouders van [verzoeker] waren tot zijn meerderjarigheid gezamenlijk belast met het gezag.

Het hof verwijst naar de procedure in eerste aanleg en de bestreden beschikking. [verzoeker] is in hoger beroep gekomen en heeft verzocht de beschikking te vernietigen, omdat hij van mening is dat hij geen behandeling krijgt en geïsoleerd leeft. Het college heeft verweer gevoerd en verzocht het hoger beroep ongegrond te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2022 waren de ouders en de raad voor de kinderbescherming niet aanwezig, maar waren de advocaat van [verzoeker] en vertegenwoordigers van het college wel aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat aan de wettelijke vereisten voor de gesloten plaatsing is voldaan. Ondanks dat [verzoeker] nu meerderjarig is, is de gesloten plaatsing noodzakelijk om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt. Het hof heeft de argumenten van [verzoeker] en het college afgewogen en geconcludeerd dat de huidige situatie, hoewel verre van ideaal, noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van [verzoeker]. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.854
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403230)
beschikking van 20 september 2022
inzake
[verzoeker],
verblijvende te [verblijfplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. F. van den Heuvel te Arnhem,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [de gemeente],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: het college.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de ouders],
wonende te [woonplaats2] ,
verder gezamenlijk te noemen: de ouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 11 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 juli 2022;
  • het verweerschrift met producties, en
  • de brief van mr. F. van den Heuvel van 28 augustus 2022 met twee aanvullende (bij het beroepschrift aangekondigde) producties.
2.2
Bij beschikking van 16 augustus 2022 heeft het hof aan de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch ambtshalve last gegeven tot toevoeging van mr. F. van den Heuvel aan [verzoeker] .
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 september 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • namens [verzoeker] : zijn advocaat, en
  • twee vertegenwoordigers van het college.
De ouders waren niet aanwezig. Ook de raad voor de kinderbescherming was - met bericht vooraf - niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren op 15 juni 2004 te [plaats1] . Op 15 juni 2022 is hij meerderjarig geworden. De ouders waren tot 15 juni 2022 gezamenlijk belast met het gezag over [verzoeker] .
3.2
Het college heeft op 3 mei 2022 de kinderrechter verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp voor [verzoeker] af te geven op grond van artikel 6.1.2 lid 1 Jeugdwet (Jw) voor de duur van zes maanden. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper heeft [verzoeker] met het oog op dit verzoek op 3 mei 2022 onderzocht en heeft schriftelijk ingestemd met het verzoek.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoeker] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 11 mei 2022 voor de duur van zes maanden, tot 11 november 2022.
3.4
Ten tijde van het geven van de bestreden beschikking was de verblijfplaats van [verzoeker] onbekend. Vanaf 15 mei 2022 verblijft [verzoeker] op een gesloten groep bij [naam1] in [verblijfplaats] .

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en heeft het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot verlening van een machtiging gesloten jeugdzorg alsnog af te wijzen dan wel voor een kortere duur toe te wijzen.
4.2
Het college heeft verweer gevoerd en vraagt het hof het hoger beroep ongegrond te verklaren en af te zien van een veroordeling in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 Jw is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de formele eisen die de artikelen 6.1.2 leden 3, 5 en 6 en artikel 6.1.10 lid 1 Jw stellen aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw.
5.4
[verzoeker] kan zich met de gesloten plaatsing niet verenigen. In zijn beroepschrift stelt hij dat hij geen behandeling krijgt: hij leeft geïsoleerd van anderen en heeft alleen contact met de begeleiding. Er moet gewerkt worden aan een vervolgplek, maar dit komt nog onvoldoende van de grond. Inmiddels loopt een opgelegd reclasseringstoezicht en dit biedt voldoende waarborgen. De meerwaarde van een gesloten plaatsing ziet [verzoeker] niet en hij wenst, nu hij achttien jaar is, zijn eigen keuzes te maken.
5.5
Het college is van mening dat jeugdhulp in de vorm van een gesloten plaatsing voor [verzoeker] op dit moment noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de jeugdhulp onttrekt of door anderen wordt onttrokken, ook al is de situatie binnen de gesloten setting op dit moment niet ideaal voor [verzoeker] . Hij woont nu in een leeg pand waar acht uur per dag één op één begeleiding voor hem beschikbaar is, omdat [naam1] heeft laten weten dat [verzoeker] niet op een leefgroep kan wonen. Andere jongeren op de locatie hebben erg veel moeite met hem, worden door hem negatief beïnvloed of zijn bang voor hem waardoor meerdere trajecten stagneren. [verzoeker] werkt niet mee aan behandeling, loopt regelmatig weg en is veelal onder invloed van middelen. Voor [verzoeker] is een ondercuratelestelling en een indicatie voor WLZ aangevraagd. In afwachting van een vervolgplek waar naarstig naar wordt gezocht, is ondanks de huidige situatie de meerwaarde van de gesloten jeugdzorg dat [verzoeker] voor zichzelf en voor anderen enigszins in veiligheid wordt gehouden. Zonder kaders en hulpverlening zal hij steeds verder afglijden en dat is schadelijk voor zijn ontwikkeling.
5.6
Evenals de kinderrechter en op dezelfde gronden als de kinderrechter, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor een gesloten machtiging voor [verzoeker] . In hoger beroep zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel leiden. Het hof neemt daarbij nog het volgende in aanmerking. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat [verzoeker] zich nog steeds blijft onttrekken aan hulpverlening en regelmatig wegloopt van zijn verblijfplek. Ook ten tijde van het de mondelinge behandeling in hoger beroep was de verblijfplaats van [verzoeker] niet bekend. Ondanks de inzet van alle betrokken hulpverlening is nog geen alternatief gevonden voor de gesloten plaatsing. De huidige situatie is verre van ideaal, maar het alternatief is dat [verzoeker] op straat komt te staan en gaat rondzwerven, zonder enige vorm van toezicht. Gelet op de persoonlijke problematiek van [verzoeker] en zijn veiligheid is dat zeker niet in zijn belang.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 11 mei 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, en is op 20 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.