ECLI:NL:GHARL:2022:8052

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
200.302.053/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag en raadsonderzoek in een civiele zaak betreffende minderjarigen

In deze zaak verzoekt de moeder om herstel van haar ouderlijk gezag over haar kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 6 september 2022 een tussenbeschikking gegeven waarin een raadsonderzoek wordt gelast. De moeder heeft eerder, op 25 juni 2021, de rechtbank verzocht om haar ouderlijk gezag te herstellen, maar dit verzoek werd afgewezen. De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van deze afwijzing, specifiek gericht op [de minderjarige2]. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige2], die risicovol gedrag vertoont en een ontwikkelingsachterstand heeft. De moeder heeft een stabiele gezondheidssituatie, wat in contrast staat met eerdere beslissingen die haar geschiktheid als opvoeder in twijfel trokken. Het hof concludeert dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen over het herstel van het gezag en heeft daarom een raadsonderzoek gelast. Dit onderzoek moet zich richten op de mogelijkheden voor herstel van het gezag en de ondersteuning die de moeder daarbij nodig heeft. Het hof dringt aan op spoed in het onderzoek, gezien de zorgelijke signalen rondom [de minderjarige2]. De beslissing over het verdere verloop van de procedure is aangehouden tot het rapport van de raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.053/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 267939)
beschikking van 6 september 2022
inzake
[verzoekster](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. G.J.A.M. Gloudi te Lelystad,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de GI),
gevestigd te Zwolle,
verweerster in hoger beroep.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de gezinshuisouders] ,
gezinshuisouders van [de minderjarige2]
,wonende op een geheim te houden adres.
Als informant is aangemerkt:
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats1] .
In het kader van zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 7 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n) van de moeder, ingekomen op 26 oktober 2021;
- een journaalbericht namens de moeder van 5 november 2021, met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 16 november 2021, met bijlage(n);
- een brief van de raad van 15 april 2022;
- een brief van de gezinshuisouders, ingekomen op 25 juli 2022.
2.1.
De mondelinge behandeling heeft op 16 augustus 2022 in Zwolle plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam1] , namens de GI.
2.2.
Raadsheer mr. Dölle heeft voor de zitting met [de minderjarige2] gesproken.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2005,
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007.
3.2.
De moeder heeft uit een eerdere relatie nog twee (meerderjarige) kinderen, van wie de oudste, [naam2] , geboren [in] 2001, bij haar woont.
3.3.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen sinds maart 2012 bij de gezinshuisouders.
3.4.
Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 27 november 2014 zijn de ouders ontheven van het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en is Bureau Jeugdzorg Flevoland, tegenwoordig genoemd: Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE), benoemd als voogd over de kinderen. Bij beschikking van 25 januari 2016 is SAVE als voogd vervangen door de GI.
3.5.
[de minderjarige2] gaat één weekend in de veertien dagen naar de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De moeder heeft op 25 juni 2021 de rechtbank verzocht om haar ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te herstellen. De rechtbank heeft bij beschikking van 7 september 2021 (de bestreden beschikking) haar verzoek afgewezen.
4.2.
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven hebben betrekking op de afwijzing van het verzoek van de moeder voor zover deze betrekking heeft op [de minderjarige2] . De moeder vraagt vernietiging van de beschikking ten aanzien van [de minderjarige2] en herstel van het ouderlijk gezag over hem.
4.3.
De GI vindt dat de beslissing van de rechtbank in stand moet blijven en het hoger beroep van de moeder moet worden afgewezen.
5. De motivering van de beslissing
Wettelijk kader
5.1.
De rechter kan ingevolge artikel 1:277 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en
b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen.
5.2.
Het hof stelt voorop dat er veel signalen zijn dat het niet goed gaat met [de minderjarige2] . Hij heeft een ontwikkelingsachterstand en vertoont risicovol gedrag, zoals roken (ook van weed) en drinken. [de minderjarige2] vertelde het hof dat hij veel op straat rondhangt met (deels oudere) vrienden en dat hij alles bij zijn gezinshuisouders gezeik vindt. Het hof hoorde ook dat [de minderjarige2] niet gemotiveerd is om na de vakantie weer naar school te gaan. Er is sprake geweest van escalaties tussen de gezinshuisvader en [de minderjarige2] . Verder zou, zo bleek ook ter zitting, [de minderjarige2] in het verleden grensoverschrijdend gedrag hebben laten zien. Hij heeft volgens de GI bijna continu toezicht nodig. Daarnaar gevraagd, heeft de GI ter zitting onvoldoende de achtergronden van de incidenten kunnen toelichten. De GI heeft zorgen over de mate waarin de moeder in het kader van veiligheidsafspraken in staat is toezicht te houden op [de minderjarige2] , maar dat toezicht lijkt er in het gezinshuis ook niet (voldoende) te zijn. Het lijkt er al met al op dat de volwassenen rondom [de minderjarige2] de grip op hem verliezen. Het hof leidt dit onder meer af uit de verklaring van de GI tijdens de zitting dat de emmer van de gezinshuisouders dreigt over te lopen.
[de minderjarige2] heeft net als bij de rechtbank ook bij het hof verteld dat hij het liefst bij zijn moeder wil wonen. Uit verklaringen van de GI blijkt dat [de minderjarige2] soms wisselend is in zijn uitspraken over waar hij het liefst wil wonen. Dat zou verklaard kunnen worden doordat [de minderjarige2] last heeft van een loyaliteitsconflict tussen zijn moeder aan de ene kant en zijn thuissituatie in het gezinshuis aan de andere kant.
5.3.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en daarbij met name de broze gezondheid van de moeder meegewogen. Het hof stelt echter vast dat de gezondheidssituatie van de moeder al langere tijd stabiel is. De moeder is al twee jaar niet opgenomen geweest in het ziekenhuis. Ondanks haar ziekte is zij in staat te koken en (met behulp van [naam2] ) huishoudelijke taken uit te voeren. De moeder was anders dan bij de rechtbank dit keer wel op de zitting aanwezig en het hof heeft een positieve indruk van de mogelijkheden van de moeder gekregen.
De moeder zal naar verwachting niet genezen, maar dat hoeft niet automatisch te betekenen dat zij vanwege haar ziekte niet in staat zou zijn om [de minderjarige2] te bieden wat hij nodig heeft en op structurele basis voor hem te zorgen. Of de zorgen die de GI heeft over de pedagogische mogelijkheden van de moeder nog steeds terecht zijn, is de vraag, waarbij meespeelt dat in het verleden steeds de medische problematiek van de moeder de overhand had bij beslissingen om de kinderen elders te laten opgroeien. In elk geval kan vastgesteld worden dat de moeder [naam2] , na een moeilijke periode waarin de hulpverleners niet meer wisten wat ze met hem aan moesten, weer in het goede spoor heeft gekregen. De GI heeft bevestigd dat de moeder dit goed heeft gedaan.
Voor het hof staat verder niet vast dat de (door de GI gestelde) problemen die de moeder heeft met haar emotie-regulering dusdanig zijn dat dit gevolgen zou moeten hebben voor het perspectief van [de minderjarige2] . De emoties van de moeder lopen met name op in gesprekken met de GI, maar niet in haar contact met [de minderjarige2] of in andere situaties. De eerdere bezwaren tegen de geschiktheid van de moeder als opvoeder acht het hof gelet op het voorgaande onvoldoende overtuigend.
5.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of herstel van de moeder in het gezag in het belang van [de minderjarige2] is. Het hof beschikt over onvoldoende informatie om een beslissing daarover te kunnen nemen en vindt dat een onderzoek door de raad nodig is. Het onderzoek zal zich in ieder geval moeten richten op de vragen:
- wat er nodig is om het ouderlijk gezag van de moeder te herstellen;
- of er mogelijkheden zijn om [de minderjarige2] weer bij de moeder te plaatsen en welke ondersteuning de moeder daarbij dan nodig zal hebben;
- of herstel van het gezag in het belang van [de minderjarige2] is.
5.5.
[de minderjarige2] gaat twee weekenden per maand naar de moeder en in een ander weekend is hij bij de weekendopvang van [naam3] . Het is het hof niet duidelijk geworden waarom [de minderjarige2] daar naartoe gaat. Omdat [de minderjarige2] bij het hof heeft verteld dat hij vaker bij zijn moeder wil zijn, geeft het hof de GI in overweging om, als dat ook de wens van [de minderjarige2] is, te kijken of het weekend bij [naam3] kan worden omgezet naar een extra weekend bij de moeder, wat tevens een toegevoegde waarde kan hebben voor het raadsonderzoek. Het raadsonderzoek laat overigens ook onverlet dat de GI de ruimte heeft om toe te werken naar een uitbreiding van de omgang bij de moeder thuis.
5.6.
Het hof zal de beslissing aanhouden in afwachting van de bevindingen en het advies van de raad. Het hof acht de kans aanwezig dat [de minderjarige2] zich steeds verder zal afkeren van het gezinshuis, met alle gevolgen van dien. Het hof dringt er daarom bij de raad op aan om de zaak met enige spoed op te pakken, gelet op de zorgelijke signalen, die genoemd zijn onder punt 5.2.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verzoekt de raad om
met enige spoedeen onderzoek te starten, als hiervoor onder 5.4 omschreven en uiterlijk op
1 maart 2023daarover te rapporteren en te adviseren, waarbij de rapportage gelijktijdig aan partijen moet worden gestuurd;
bepaalt dat partijen daarna de gelegenheid krijgen om binnen twee weken op het rapport te reageren en (gemotiveerd) aan te geven of zij een nadere mondelinge behandeling van de zaak wensen, dan wel de zaak op de stukken kan worden afgedaan. Daarna zal het hof een beslissing nemen over de voortgang van de procedure;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en I.M. Dölle, in samenwerking met Y. Eisma als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2022.