Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorlopige hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], in het kader van een vechtscheiding tussen hun ouders. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 22 april 2022, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen voorlopig bij de moeder was vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen door de moeder op zorgelijke wijze zijn bevraagd en ingezet in de vechtscheiding. Het hof heeft besloten dat het hoofdverblijf van [de minderjarige1] voorlopig bij de vader zal zijn, terwijl [de minderjarige2] voorlopig bij de moeder blijft wonen. De zorgregeling is vastgesteld zodat de kinderen in de ene week bij de vader en in de andere week bij de moeder verblijven. Het hof heeft ook bepaald dat de moeder het legitimatiebewijs van [de minderjarige1] aan de vader moet afgeven. De vader had verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de eerdere beschikking, maar dit verzoek is afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij het hof de zorgen over de situatie bij de moeder heeft meegewogen.