ECLI:NL:GHARL:2022:7971

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
P22/073
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verzoek tot onderzoek naar zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 17 februari 2022. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar verlengd en de officier van justitie opgedragen om onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheid (Wvggz). Het hof heeft de zaak behandeld met inachtneming van de stukken van de rechtbank en heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord tijdens de zitting op 7 juli 2022.

Het hof heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde een chronisch psychiatrische patiënt is, die al meer dan achttien jaar onder de maatregel van terbeschikkingstelling valt. De raadsman heeft betoogd dat de terbeschikkinggestelde, gezien zijn medicatie en begeleiding, in een begeleidwonensetting kan functioneren. Het openbaar ministerie heeft echter gepleit voor voortzetting van de maatregel, gezien het hoge recidivegevaar en de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde.

Het hof heeft uiteindelijk de beslissing van de rechtbank vernietigd en de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit vereisen. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een zorgmachtiging en dat het juridisch kader daarvoor niet toereikend is om het risicomanagement te waarborgen. De beslissing is op 21 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

TBS P22/073
Beslissing d.d. 21 juli 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [locatie] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 17 februari 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar met opdracht aan de officier van justitie om voorafgaand aan een volgende verlengingszitting onderzoek te hebben verricht naar de (on)mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Deze beslissing houdt tevens in de afwijzing van het verzoek tot aanhouding teneinde de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg te doen onderzoeken.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 1 maart 2022 en de appelschriftuur van 14 maart 2022;
- de aanvullende informatie van FPC [locatie] van 21 juni 2022, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 30 november 2021 tot 15 juni 2022.
Het hof heeft ter zitting van 7 juli 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde is een chronisch psychiatrische patiënt. De terbeschikkingstelling duurt inmiddels ruim achttien jaar. De proportionaliteit en subsidiariteit gaan een rol spelen. In dat verband heeft de raadsman erop gewezen dat de ervaring leert dat een schizofrene patiënt, die goed is ingesteld op medicatie en goede begeleiding krijgt, prima kan functioneren binnen een begeleidwonensetting. In dat kader heeft de rechtbank de juiste beslissing genomen om de maatregel met een jaar te verlengen en te bepalen dat na dat jaar de (on)mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheid (Wvggz) moeten zijn onderzocht. Een geruisloze overgang (in de zin van artikel 2.3 Wet forensische zorg) naar de GGZ is niet onmogelijk. Om die reden dient de zaak te worden aangehouden en de opdracht te worden gegeven aan de officier van justitie om een zorgmachtiging voor te bereiden.
De raadsman heeft primair verzocht de behandeling van de zaak aan te houden teneinde
de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz te laten onderzoeken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de verlenging van de maatregel te beperken tot een jaar en te bepalen dat bij de volgende verlengingszitting onderzoek moet zijn gedaan naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van de Wvggz.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Gelet op de ernst van de stoornis, het gegeven dat het recidivegevaar bij een beëindiging van de verpleging van overheidswege als hoog wordt ingeschat en het gegeven dat de terbeschikkinggestelde nog veel zorg en begeleiding nodig heeft, is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. De terbeschikkinggestelde is een kwetsbare man met een complexe problematiek, een beperkte draagkracht en weinig ziekte-inzicht. Hij zal zijn hele leven medicatie, externe structuur, toezicht een begeleiding nodig blijven hebben. Ook uit het advies van het Adviescollege verloftoetsing TBS (AVT) van 24 juli 2020 volgt dat de terbeschikkinggestelde levenslang veel externe structuur en toezicht nodig zal houden. De kliniek heeft geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Uit de (aanvullende) informatie van de kliniek volgt dat een geleidelijk resocialisatietraject via transmuraal verlof de meest verantwoorde weg is. Nu de verwachting is dat een en ander meer tijd in beslag neemt dan de tijd de resteert bij de verlenging met een jaar, dient de terbeschikkingstelling te worden verlengd met twee jaar. Gelet op de ernst van het indexdelict en het hoge recidiverisico is deze verlenging van de maatregel niet disproportioneel. Ook is een verlenging niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Er is nog geen geschikt alternatief waar de terbeschikkinggestelde kan verblijven zonder de structuur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De advocaat-generaal heeft daarom geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van twee jaar. Voor een onderzoek naar een zorgmachtiging bestaan geen aanknopingspunten.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het hof tot een andere beslissing komt wat betreft de duur van de verlenging van de maatregel.
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij vonnis van de rechtbank Groningen van 18 oktober 2007 is veroordeeld voor -onder meer- poging tot moord. Dit betreft een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de rapportages blijkt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van schizofrenie en een stoornis in het autismespectrum. Hij is een kwetsbare man met chronische psychiatrische problematiek.
Voorts blijkt uit de rapportages dat het recidiverisico in geval van een (voorwaardelijke) beëindiging van de verpleging van overheidswege als hoog wordt ingeschat.
Verlenging
Gelet op het advies van de kliniek en de aanvullende informatie van de kliniek en hetgeen overigens ter terechtzitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
Duur van de verlenging
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de (aanvullende) informatie van de kliniek is de terbeschikkinggestelde een kwetsbare man met chronische, psychiatrische problematiek. De beperkte draagkracht en het beperkte ziekte-inzicht maken dat hij zijn hele leven medicatie, externe structuur, toezicht en begeleiding nodig zal blijven hebben om het recidiverisico zo laag mogelijk te houden. Volgens de kliniek is op dit moment de weg via transmuraal verlof de meest verantwoorde weg om te toetsen of de terbeschikkinggestelde bij een toename van vrijheden en verantwoordelijkheden stabiel kan blijven functioneren. De stap om vanuit het huidig kader met hoog beveiligingsniveau, in één keer over te gaan naar de reguliere psychiatrie in het kader van de Wvggz, acht de kliniek als te groot.
Gelet op alle feiten en omstandigheden en het beeld dat uit de rapportages naar voren komt ziet het hof aanleiding de maatregel te verlengen met twee jaren in plaats van met een jaar. Het hof acht aannemelijk dat de door de kliniek ingeslagen weg, gezien de problematiek van de terbeschikkinggestelde, meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar.
Proportionaliteit en subsidiariteit
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 20 februari 2008 en loopt inmiddels meer dan
veertien jaar. Het indexdelict is -kort gezegd- poging tot moord. Het hof is van oordeel dat bij een afweging tussen de belangen van de terbeschikkinggestelde en die van de maatschappij, het belang van de terbeschikkinggestelde, naarmate de maatregel langer duurt, steeds zwaarder dient te wegen. Anders dan de raadsman is het hof echter van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is. Naast het tijdsverloop in relatie tot de ernst van het indexdelict, moet namelijk ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar in aanmerking worden genomen.
Het hof acht verlenging van de maatregel ook niet in strijd met het beginsel van subsidiariteit. Uit de stukken blijkt dat er nog geen geschikte alternatieven zijn om de terbeschikkinggestelde te kunnen laten functioneren in de maatschappij zonder de structuur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Afwijzing van het verzoek tot onderzoek naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheid
Het hof acht zich op basis van de voorhanden zijnde informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen op het door de terbeschikkinggestelde ingestelde beroep. Het verzoek om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz wordt afgewezen, nu de noodzakelijkheid daarvan niet is gebleken. Zoals hiervoor overwogen, is het juridisch kader van een zorgmachtiging onvoldoende is om het risicomanagement te kunnen waarborgen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een zorgmachtiging in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheid (Wvggz),
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen van 17 februari 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. D. Visser en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 21 juli 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.