ECLI:NL:GHARL:2022:7970

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21-005016-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in verkeerszaak na onduidelijkheid over schuldvraag

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wegens een verkeersongeval dat plaatsvond op 14 september 2018 te Meerkerk. De verdachte had in hoger beroep aangevoerd dat hij geen verkeersfout had gemaakt en dat de fietser plotseling naar links was uitgeweken, waardoor de aanrijding was ontstaan. Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en een getuige gehoord, die bevestigden dat de fietser onverwacht bewoog.

Het hof heeft de bewijsstukken, waaronder een verkeersongevallenanalyse, zorgvuldig bestudeerd. De analyse toonde aan dat er sporen op de weg waren aangetroffen die de verklaringen van de verdachte en de getuige ondersteunden. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het ten laste gelegde feit. De afstand tussen de sporen en de schade aan de voertuigen was niet eenduidig genoeg om de schuld van de verdachte vast te stellen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De beslissing is genomen op basis van de onduidelijkheid in het bewijs en de mogelijkheid dat de fietser zelf verantwoordelijk was voor het ongeval. Het hof heeft benadrukt dat de verdachte niet kan worden veroordeeld zonder overtuigend bewijs van schuld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005016-20
Uitspraak d.d.: 6 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 11 december 2020 met parketnummer 16-104143-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in het huis van bewaring [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 augustus 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kantonrechter heeft bij vonnis van 11 december 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 800,00 subsidiair 16 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2018 te Meerkerk, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg en/of heeft gereden op de weg, de Blommendaal, onvoldoende afstand heeft gehouden bij het (links) inhalen van een aldaar op die weg rijdende bestuurder van een fiets, ten gevolge waarvan een verkeersongeval is ontstaan, waarbij letsel en/of schade aan personen en/of goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor handen is om te komen tot een bewezenverklaring zoals de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft aangevoerd dat een anoniem gebleven getuige heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de fietser een plotselinge beweging naar links maakt en als gevolg daarvan op de motorkap van de auto van zijn cliënt terecht is gekomen. Dit komt overeen met hetgeen zijn cliënt verklaart. Hij verklaart dat hij de fietsers wilde inhalen en dat de buitenste fietser opeens op zijn motorkap viel. De raadsman is van oordeel dat zijn cliënt geen verkeersfout heeft gemaakt, nu uit het dossier volgt dat aangeefster naar links is uitgeweken en daardoor door zijn cliënt werd geraakt. De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak.
Het hof overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen op pagina 9 van het dossier heeft de verbalisant het volgende opgenomen:
“bij navraag van de inmiddels ter plaatse staande passanten melde zich een persoon die aangaf de aanrijding gezien te hebben. Daarnaar gevraagd hoorde ik dat hij zei: “Ik fietste in dezelfde richting. Ik zag dat de buitenste fietser opeens naar links kwam en aangereden werd door de bestuurder van de auto.”
Uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse bleek dat er een bandenspoor en een krasspoor op het wegdek zijn aangetroffen. In het proces-verbaal verkeersgevallenanalyse is op pagina 61 van het dossier het volgende opgenomen:
  • “Ongeveer 12,5 meter voor de nullijn was de aanvang van een vaag afgetekend bandenspoor. Dit punt lag ongeveer 2,4 meter vanaf de rechterzijde van de rijbaan en had een lengte van ongeveer 2,7 meter. Vermoedelijk werd dit bandenspoor ten tijde van de botsing met voertuig 2 afgetekend door één van de voorbanden van de Volkswagen Polo”
  • “Ongeveer 12,4 meter voor de nullijn was de aanvang van een recent afgetekend krasspoor in het wegdek. Dit punt lag ongeveer 1,8 meter van de rechterzijde van de rijbaan en had een lengte van ongeveer 0,2 meter.
Uit vorenstaande bleek, dat de afstand tussen het banden spoor, op ongeveer 2,4 meter vanaf de rechterzijde van de rijbaan en het recent afgetekende krasspoor in het wegdek, op ongeveer 1,8 meter vanaf de rechterzijde van de rijbaan 0,6 meter betrof.
Hieruit volgt onder meer dat het bandenspoor zowel van het linker- als het rechtervoorwiel afkomstig kan zijn.
In het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse is op pagina 62 van het dossier opgenomen:
Ten tijde van de inpassing en reconstructie bleek, dat de afstand tussen het rechtervoorwiel en de schade van het contact tussen beide voertuigen, ongeveer 60 centimeter betrof.
Dit blijkt ook uit de getoonde foto op pagina 62.
Dit betekent dat als het bandenspoor afkomstig is van het rechtervoorwiel de fietser zich op het moment van de aanrijding nog 60 centimeter verder van de rechterzijde van de rijbaan bevond dan het rechtervoorwiel van de auto. Het slachtoffer reed dan op 3 meter vanaf de rechterzijde van de rijbaan.
Op de foto op pagina 62 is ook duidelijk te zien dat de afstand tussen het rechtervoorwiel en de schade aan de auto (60 cm) beduidend kleiner is dan de afstand tussen het linkervoorwiel en de schade aan de auto (dus meer dan 60 cm). Dit betekent dat als het bandenspoor afkomstig is van het linkervoorwiel het slachtoffer op minder dan 1,8 meter van de rechterzijde van de rijbaan moet hebben gefietst. Dit zou ook betekenen dat het krasspoor op 1,8 meter vanaf de rechterzijde van de rijbaan niet zonder meer gebruikt kan worden voor de conclusie dat het slachtoffer op die afstand moet hebben gereden op het moment van de aanrijding.
Het hof is van oordeel dat gezien het bovenstaande de mogelijkheid open blijft dat het bandenspoor afkomstig is van het rechtervoorwiel van de Volkswagen Polo. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat de verklaring van verdachte en de getuige dat het slachtoffer plotseling uitweek klopt. Het slachtoffer zou dan immers op 3 meter van de rechterzijde van de rijbaan hebben gereden.
Het hof heeft gelet op het bovenstaande uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. S. Bek en mr. M. Nooijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 6 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M. Nooijen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 september 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. W.C.S. Huijbers, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.