ECLI:NL:GHARL:2022:7929

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21-001145-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ISD-maatregel voor verdachte na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar met aanvulling van gronden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 maart 2021, waarin de rechtbank de ISD-maatregel oplegde en vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen afwees.

Tijdens de zittingen op 7 april en 31 augustus 2022 heeft het hof de zaak onderzocht. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. D.M. Penn. Het hof oordeelt dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist, maar voegt gronden toe aan de bevestiging van het vonnis. Het hof heeft het reclasseringsadvies van 28 juni 2022 in overweging genomen, waaruit blijkt dat de reclassering van mening is dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel het meest passende kader is voor de verdachte, die zich verzet tegen hulpverlening en geen zicht heeft op huisvesting of werk.

De verdediging heeft verzocht om de tijd in voorlopige hechtenis in mindering te brengen op de ISD-maatregel, maar het hof wijst dit verzoek af. Het hof benadrukt het belang van voldoende tijd voor de uitvoering van de ISD-maatregel om de bescherming van de samenleving te optimaliseren en de behandeling van de verdachte te waarborgen. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001145-21
Uitspraak d.d.: 14 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 4 maart 2021 met parketnummer 08-306329-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 08-082797-20, 08-044561-20, in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
thans verblijvende in [verblijfplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 april 2022 en 31 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.M. Penn, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 4 maart 2021, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaren en de vorderingen strekkende tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Het hof zal het vonnis echter bevestigen met aanvulling van de gronden. Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft mede acht geslagen op het meest recente reclasseringsadvies van 28 juni 2022. Hieruit blijkt dat de reclassering van mening is dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel het meest passende kader is om verdachte langdurig de nodige ondersteuning te kunnen bieden. Dit is in een vrijwillig kader en in het kader van voorwaardelijke straffen niet mogelijk gebleken. De reclassering vindt dat zijn huidige detentie verdachte stabieler en rustiger heeft gemaakt, maar dat hij zich toch blijft verzetten tegen hulpverlening. Het risico op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Verdachte heeft daarnaast geen zicht op huisvesting, werk of dagbesteding. Ook is er sprake van schulden en beschikt verdachte niet over een sociaal netwerk.
Door de verdediging is het verzoek gedaan om de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering te brengen op de duur van de ISD-maatregel. Het hof acht het van belang dat er voldoende tijd is om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om de bescherming van de samenleving te optimaliseren en alle kansen te geven aan de behandeling van verdachte, waaronder het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek. Het hof zal daarom het verzoek van de verdediging niet volgen, evenmin als het (meer) subsidiaire verzoek de duur van de ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar. Het hof merkt op dat de reclassering blijkens haar rapportage voornemens is zo snel mogelijk te starten met de extramurale fase, aangezien verdachte zich al zo lang in voorlopige hechtenis bevindt en het hof gaat ervan uit dat aan dit voornemen ook gevolg zal worden gegeven.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. K.J.C. Geeve, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 14 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.