ECLI:NL:GHARL:2022:7888

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
14 september 2022
Zaaknummer
21-002029-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende hennepkwekerij na hoger beroep

In deze strafzaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 14 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het opzettelijk telen van hennepplanten in een hennepkwekerij. Het Openbaar Ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 31 augustus 2022 heeft de advocaat-generaal gepleit voor een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de verdachte geen betrokkenheid had bij de hennepkwekerij, wat onder andere blijkt uit het ontbreken van bewijs zoals DNA-sporen en telefonisch contact met medeverdachten.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaringen van medeverdachten waren onvoldoende om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank bevestigd en het vonnis vernietigd, waarbij het hof opnieuw recht heeft gedaan en de verdachte vrijgesproken heeft van het tenlastegelegde feit. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij de verdachte niet kan worden veroordeeld op basis van onvoldoende bewijs.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002029-20
Uitspraak d.d.: 14 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 juni 2020 met parketnummer 18-930012-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 16 juni 2020, waartegen het hoger beroep van het Openbaar Ministerie is gericht, vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 7 september 2017 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een ondergrondse (zee)container en/of ruimte (kelder), in een schuur bij een pand aan de [adres] , heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 1510 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; art 11 lid 5 Opiumwet.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit dient te worden veroordeeld. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij onder meer blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] over ene ‘ [voornaam] ’, waarbij [medeverdachte 1] in eerste instantie de achternaam ‘ [naam] ’ noemt maar zich later corrigeert en de achternaam ‘ [verdachte] ’ noemt. Als de politie onderzoek doet daar de achternaam ‘ [naam] ’, wordt vastgesteld dat er niemand in de omgeving van [plaats 3] woont met de naam ‘ [voornaam] [naam] ’, die antecedenten heeft op het gebied van de Opiumwet. Verder is de desbetreffende ‘ [voornaam] ’ waar [medeverdachte 1] over heeft verklaard afkomstig uit de wijk [naam van wijk] ; verdachte heeft aan de [straat] in de wijk [naam van wijk] gewoond. Ook reed de desbetreffende ‘ [voornaam] ’ in een Opel Astra en had hij een moeder die in [plaats 2] woonachtig zou zijn; verdachte had in de periode van 20 september tot 21 maart 2017 een Opel Astra op zijn naam en zijn moeder heeft tot 20 januari 2016 in [plaats 2] gewoond. Tot slot zijn er in de hennepkwekerij groeischema’s aangetroffen met de naam ‘ [verdachte] ’ erop.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met de hennepkwekerij, hetgeen onder meer blijkt uit het ontbreken van telefonisch contact tussen verdachte en de familie [medeverdachte 1] , dan wel met de andere medeverdachten, en het ontbreken van DNA-sporen van verdachte in de hennepkwekerij.
Oordeel van het hof
Het hof verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank omtrent het tenlastegelegde feit waar de rechtbank overweegt:

De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Uit de inhoud van de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] kan worden afgeleid dat ene [voornaam] uit de omgeving van [plaats 3] betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Echter, de rechtbank heeft noch uit de inhoud van het thans voorliggende strafdossier, noch uit verhandelde ter terechtzitting, de overtuiging gekregen dat verdachte ook daadwerkelijk de betreffende [voornaam] is over wie de medeverdachten verklaren. De omstandigheid dat in de aangetroffen hennepkwekerij twee groeischema’s zijn aangetroffen met daarop de naam “ [verdachte] ” geschreven, acht de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde, het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.’
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof dat wat door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep als aanvullend is aangevoerd, er niet toe leidt dat het hof met betrekking tot het tenlastegelegde feit tot een ander oordeel komt. Het hof zal verdachte derhalve daarvan vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. A.H. toe Laer en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 14 september 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.