ECLI:NL:GHARL:2022:7812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
21-004824-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake diefstal en poging tot diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, en poging tot diefstal, eveneens voorafgegaan en vergezeld van geweld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een mobiele telefoon en de poging tot diefstal van scootersleutels, beide gepleegd met geweld. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 16 juli 2022 en 17 augustus 2022, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten ontkend, maar het hof heeft geoordeeld dat de bewijsvoering voldoende is om tot een veroordeling te komen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn eveneens toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004824-19
Uitspraak d.d.: 31 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats [locatie] ,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats [locatie] , van 12 september 2019 met parketnummer 08-952612-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 16 juli 2022 en 17 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hendriksen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor diefstal voorafgegaan van geweld en poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden. Verder is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen tot een bedrag van € 749,98. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is toegewezen tot een bedrag van € 592,64 en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] is toegewezen tot een bedrag van € 500,-.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.

hij op of omstreeks 28 juni 2018 te [locatie] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,

terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-
Op de loopplank van de woonboot die [slachtoffer 3] meerdere malen te duwen, waardoor die [slachtoffer 3] in de deuropening van de toegangsdeur van de woonboot ten val is gekomen,
-
(vervolgens) voornoemde woonboot zonder toestemming te betreden,
-
(vervolgens) naar [slachtoffer 1] in de woonkamer te lopen,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 1] éénmaal of meerdere malen (met gebalde vuist) tegen het hoofd te slaan waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 1] éénmaal of meerdere malen tegen haar (boven)lichaam te schoppen,
-
(vervolgens) [slachtoffer 3] éénmaal of meerdere malen te slaan waardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
-
(vervolgens) de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] van de grond te pakken;
2.

hij op of omstreeks 28 juni 2018 te [locatie] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de sleutel van een scooter en/of één of meer ander(e) sleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen

en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-
Op de loopplank van de woonboot van die [slachtoffer 3] meerdere malen die [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwd waardoor die [slachtoffer 3] in de deuropening van de toegangsdeur van de woonbootten val is gekomen,
-
(vervolgens) voornoemde woonboot zonder toestemming heeft/hebben betreden, -(vervolgens) naar [slachtoffer 2] in de woonkamer is/zijn gelopen,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat ze haar scootersleutel(s) moest geven,
-
(vervolgens) heeft/hebben geprobeerd de scootersleutel(s) van die [slachtoffer 2] af te pakken waardoor de broekzak van die [slachtoffer 2] is gescheurd,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 2] éénmaal of meerdere malen in/op/tegen haar nek heeft/hebben geslagen,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 2] uit de stoel heeft/hebben getrokken en/of op de grond heeft/hebben gegooid,
-
die [slachtoffer 3] eenmaal of meerdere malen heeft/hebben geduwd en/of gestompt,
-
(vervolgens) die [slachtoffer 3] eenmaal of meerdere malen een (harde) klap en/of duw heeft/hebben gegeven waardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De geweldshandelingen zijn niet door de verdediging betwist en verdachte heeft daar op de zitting van 16 juli 2021 uitgebreid over verklaard en is op de zitting van 17 augustus 2022 bij deze verklaring gebleven. Volgens verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte] hem gevraagd of hij mee kon komen naar een jongen met wie hij een probleem zou hebben. Ze zijn samen naar de woonboot gegaan om daar met de jongen te gaan praten, maar toen ze daar eenmaal aankwamen was er gelijk spanning. Verdachte zegt gereageerd te hebben op het duwen van de man die open deed, en stelt dat hij nooit de intentie heeft gehad om een woning te overvallen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de diefstal van de telefoon heeft de raadsman - kort gezegd - aangevoerd dat het wegpakken van de telefoon van [slachtoffer 1] en het vervolgens weggooien in het water zich niet laat kwalificeren als het wegnemen van de telefoon met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdediging gaat uit van het scenario waarin verdachte de telefoon heeft gepakt om te voorkomen dat de politie werd gebeld.
Ten aanzien van de poging tot diefstal heeft de raadsman heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend vast kan komen te staan dat verdachte de intentie had om iets weg te nemen van [slachtoffer 2] .
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt weersproken door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van feit 1
Uit de verklaring van aangeefster [aangeefster] blijkt dat verdachte haar in de woonboot met een gebalde vuist tegen het hoofd sloeg. Door die klap viel zij op de grond en vloog de telefoon uit haar hand. Toen zij op de grond lag, zag ze dat verdachte naar haar toe liep en de telefoon van de grond pakte en deze mee nam. De twee mannen die in de woonboot waren gekomen, liepen vervolgens naar buiten. Op het moment dat aangeefster naar verdachte riep dat hij haar telefoon terug moest geven, riep hij dat hij die in de plomp had gegooid.
Ook aangever [slachtoffer 3] verklaart dat verdachte de telefoon van zijn vrouw van de grond griste. Vervolgens zouden de twee mannen naar buiten zijn gerend en heeft verdachte nog geroepen dat de telefoon in het water zou liggen.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft gezien dat verdachte de telefoon van [aangeefster] in zijn hand had.
De telefoon is niet meer aangetroffen.
Op basis van het voorgaande is het hof van oordeel dat de telefoon in de woonboot tijdens de geweldsuitoefening jegens aangeefster [aangeefster] al uit haar beschikkingsmacht is gebracht. Verdachte heeft vervolgens de telefoon opgepakt en mee naar buiten genomen en aldus heeft hij feitelijke heerschappij over de telefoon gekregen en daarover als heer en meester beschikt. Op basis daarvan komt het hof tot de conclusie dat verdachte zich aan de diefstal van de telefoon schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 27 juni 2018 verklaard dat zij zag dat haar schoonvader door de donkere man naar binnen werd geduwd. Vervolgens zag zij de donkere man op haar af lopen en hoorde ze hem zeggen dat zij de scootersleutels moest geven. Nadat ze hem vertelde dat zij dat niet ging doen, probeerde hij de sleutels uit haar rechter broekzak te pakken. Zij hield haar handen op haar zak en zag en voelde dat de zak scheurde.
De broek van [slachtoffer 2] is onderzocht op biologische sporen en bij de ingang van de rechterbroekzak is DNA van verdachte aangetroffen.
De ontkenning van verdachte ten spijt wordt de aangifte van [slachtoffer 2] van een poging tot diefstal van scootersleutels ondersteund, niet alleen door de verklaring van de getuige [getuige] , maar tevens door het DNA bewijs op de rechter broekzak van aangeefster [slachtoffer 2] . Naar het oordeel van het hof kan op basis van de inhoud van deze bewijsmiddelen worden geconcludeerd dat verdachte een poging heeft gedaan om zich de scootersleutel wederrechtelijk toe te eigenen en heeft hij zich dus schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde.
Medeplegen
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte. Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat de blanke man (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) weliswaar in de woonboot aanwezig is geweest, maar dat hij daar verder geen handelingen heeft verricht. De zaak van de medeverdachte is ook geseponeerd. Gelet op dit alles is het hof van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hijop ofomstreeks 28 juni 2018 te [locatie] ,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een mobiele telefoon,in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een anderdan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,vergezeld en/of gevolgdvan gewelden/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-
op de loopplank van de woonboot die [slachtoffer 3] meerdere malen te duwen, waardoor die [slachtoffer 3] in de deuropening van de toegangsdeur van de woonboot ten val is gekomen,
-
(vervolgens)voornoemde woonboot zonder toestemming te betreden,
-
(vervolgens)naar [slachtoffer 1] in de woonkamer te lopen,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 1] éénmaalof meerdere malen (met gebalde vuist)tegen het hoofd te slaan waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 1] éénmaalof meerdere malentegen haar(boven)lichaam te schoppen,
-
(vervolgens)[slachtoffer 3]éénmaal ofmeerdere malen te slaan waardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
-
(vervolgens)de mobiele telefoon van [slachtoffer 1] van de grond te pakken;
2.
hijop ofomstreeks 28 juni 2018 te [locatie] ,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de sleutel van een scooteren/of één of meer ander(e) sleutel(s), in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een anderdan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellenen/of te doen volgenvan gewelden/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-
op de loopplank van de woonboot van die [slachtoffer 3] meerdere malendie [slachtoffer 3] heeft/hebben geduwdte duwen waardoor die [slachtoffer 3] in de deuropening van de toegangsdeur van de woonboot ten val is gekomen,
-
(vervolgens)voornoemde woonboot zonder toestemmingheeft/hebbente betreden,
-
(vervolgens)naar [slachtoffer 2] in de woonkamer is/zijngelopen,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 2]heeft/hebben gezegdte zeggen dat ze haar scootersleutel(s)moest geven,
-
(vervolgens) heeft/hebben geprobeerdte proberen de scootersleutel(s)van die [slachtoffer 2] af te pakken waardoor de broekzak van die [slachtoffer 2] is gescheurd,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 2] éénmaalof meerdere malenin/op/tegenhaar nekheeft/hebben geslagente slaan,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 2] uit de stoelheeft/hebben getrokkente trekken en op de grond te gooienen/of op de grond heeft/hebben gegooid,
-
die [slachtoffer 3] eenmaalof meerdere malen heeft/hebbeneenmaal te duwen of te stompengeduwd en/of gestompt,
-
(vervolgens)die [slachtoffer 3] eenmaalof meerdere maleneen(harde)klapen/of duw te gevenheeft/hebben gegevenwaardoor die [slachtoffer 3] ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat als de feiten bewezen worden verklaard, er geen sprake is van een woningoverval zoals dat wordt bedoeld in de LOVS-oriëntatiepunten. In het kader van de te bepalen op te leggen straf heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop, dat er sprake is van meerdaadse samenloop, de omstandigheid dat er geen nieuwe veroordelingen bij zijn gekomen, met verdachte zijn gezinssituatie, werk en huisvesting. Het verzoek is om een straf op te leggen waardoor verdachte niet gedetineerd komt te zitten.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon en aan de poging tot diefstal van scootersleutels. Deze diefstal en de poging daartoe zijn gepaard gegaan met fors geweld. Verdachte – een getraind kickbokser – heeft drie personen geschopt en/of geslagen, en is er vervolgens, met medeneming van de telefoon van een van de slachtoffers, vandoor gegaan. De slachtoffers zijn aldus in hun eigen woning geconfronteerd met uiterst gewelddadig gedrag als gevolg waarvan hen pijn en/of letsel is toegebracht. Aangevers hebben als gevolg van deze met geweld gepaard gaande diefstal en de poging daartoe nog steeds van gevoelens van angst en/of onveiligheid. Dit valt verdachte in hoge mate aan te rekenen.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie van 31 juli 2022 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Zo is hij bijvoorbeeld op 2 augustus 2019 nog onherroepelijk veroordeeld voor mishandeling begaan tegen zijn levensgezel en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Toen is hem een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken opgelegd.
In het kader van de persoon van verdachte heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 25 juli 2019, waaruit blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, een chronische posttraumatische stressstoornis en cannabisafhankelijkheid (in langdurige remissie). Destijds was betrokkene in beeld bij Transfore en werd hij voor praktische zaken ondersteund door het Leger des Heils. Verder hield verdachte zich in die tijd aan afspraken met Tactus Reclassering.
Uit het verhandelde ter terechtzitting en uit het advies aan opdrachtgever van Tactus verslavingszorg van 3 maart 2022 blijkt dat verdachte al langere tijd in ambulante behandeling is bij polikliniek [locatie] . Tot en met 2020 kwam verdachte zijn afspraken nog redelijk na, maar na 2020 is er een kentering te zien geweest. In januari 2022 heeft verdachte een officiële waarschuwing ontvangen voor het niet nakomen van de meldplichtafspraak en het niet nakomen van een afspraak bij [locatie] .
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij momenteel één keer per week naar [locatie] gaat en daarnaast gaat hij één keer in de zoveel tijd naar de reclassering. Hoewel hij eerder ook regelmatig in [locatie] verbleef, is hij nu weer meer in [locatie] . In [locatie] geeft hij les in een sportschool en daarnaast is hij service medewerker bij een wasserette. Hij heeft zich bereid verklaard om het contact met de reclassering voort te zetten.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd rechtvaardigen dat aan verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur wordt opgelegd. In beginsel zou de door de rechtbank opgelegde straf dan ook passend zijn geweest. In het voordeel van verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag en dat hij ter terechtzitting in hoger beroep excuses heeft gemaakt aan de benadeelden. Daarnaast houdt het hof rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en zal gelet op deze overschrijding een korting van 4 maanden toepassen. In de proceshouding en genoemde overschrijding van de termijn ziet het hof reden om de duur van de op te leggen (voorwaardelijke) gevangenisstraf te matigen. Het hof realiseert zich dat verdachte gelet op het aantal dagen voorarrest terug in detentie zal moeten, maar acht gelet op de ernst van de feiten een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur passend en geboden. Daarnaast acht het hof het van belang dat er bij het voorwaardelijk opgelegde deel bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering bij het vonnis waarvan beroep toegewezen voor een bedrag van € 500,- aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet door de verdediging betwist en het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste schatting heeft gemaakt van de geleden immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 749,98. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen, voor € 249,98 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet door de verdediging betwist en het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste inschatting heeft gemaakt ten aanzien van de geleden schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 749,98.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 592,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen, voor € 92,64 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is niet door de verdediging betwist en het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste schatting heeft gemaakt van de geleden immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 592,64.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
 betrokkene zich meldt bij Tactus Reclassering [locatie] op het adres [adres] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
 betrokkene zich laat behandelen door de forensische polikliniek [locatie] van Transfore te [locatie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,- (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 749,98 (zevenhonderdnegenenveertig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 249,98 (tweehonderdnegenenveertig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 749,98 (zevenhonderdnegenenveertig euro en achtennegentig cent) bestaande uit € 249,98 (tweehonderdnegenenveertig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 juni 2018.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 794,64 (zevenhonderdvierennegentig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 294,64 (tweehonderdvierennegentig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 500,-(vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 794,64 (zevenhonderdvierennegentig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 294,64 (tweehonderdvierennegentig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 500,- (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 27 juni 2018.
Aldus gewezen door
mr. R.M. Maanicus, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 31 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.