ECLI:NL:GHARL:2022:7743

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
200.304.378
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige, geboren in 2020. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn in een conflict verwikkeld over het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling. De rechtbank Gelderland had eerder een beschikking gegeven waarin het gezamenlijk gezag werd vastgesteld en een zorgregeling werd vastgesteld. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, met vijf grieven die betrekking hebben op de beslissingen van de rechtbank over het gezag en de zorgregeling. De vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt het hof om de moeder te verplichten de zorgregeling na te komen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2022 zijn beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft besloten dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een definitieve beslissing te nemen en heeft de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de situatie van de minderjarige en de ouders. Het hof heeft de schorsing van het gezamenlijk gezag van de ouders tot de beslissing in de hoofdzaak bepaald, waarbij de moeder tijdelijk alleen belast wordt met het gezag. Tevens is een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige twee keer in de vier weken contact heeft met de vader.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak om het belang van de minderjarige voorop te stellen en om te zorgen voor een veilige en stabiele omgeving. Het hof heeft de ouders aangespoord om hun communicatie te verbeteren en heeft de raad gevraagd om een rapport op te stellen over de situatie. De behandeling van de zaak zal worden voortgezet na ontvangst van dit rapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.378/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 392530)
beschikking van 8 september 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.G. van den Boom te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.L.A. Cox te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 17 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal die beschikking verder noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 24 december 2021;
  • het verweerschrift, met daarin ook een incidenteel hoger beroep;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • het journaalbericht van mr. Cox van 30 juni 2022 met producties, en
  • het journaalbericht van mr. Van den Boom van 1 juli 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 juli 2022 plaatsgevonden. De volgende personen waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat, en
  • een zittingsvertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020 in [woonplaats1] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • bepaald dat de ouders gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige] ;
  • de zorgregeling gewijzigd en de volgende zorgregeling vastgesteld,
  • [de minderjarige] verblijft eens in de twee weken bij de vader, waarbij als opbouwregeling geldt dat:
 het contact twee keer zal plaatsvinden op zondag voor de duur van drie uur (stap 1) en vervolgens;
 het contact vier keer zal plaatsvinden op zondag van 9.00 tot 15.00 uur (stap 2) en vervolgens;
 het contact vier keer zal plaatsvinden op zondag van 08.00 tot 18.00 uur (stap 3) en vervolgens;
 het contact vier keer zal plaatsvinden van zaterdag 15.00 uur tot zondag 18.00 uur (stap 4) en vervolgens;
 het contact vier keer zal plaatsvinden van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur (stap 5);
 waarna [de minderjarige] eenmaal per twee weken vanaf vrijdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft (stap 6);
vanaf het moment dat de reguliere zorgregeling tot stand komt, verblijft [de minderjarige] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader;
- als informatieregeling vastgesteld dat de moeder de vader iedere maand schriftelijk informeert over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, met overlegging van een recente foto van [de minderjarige] en dat de moeder de vader onmiddellijk informeert als daar op medisch gebied noodzaak toe is.
4.2
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de beslissingen die de rechtbank heeft genomen over het gezag en de zorgregeling.. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de oorspronkelijke verzoeken van de vader ten aanzien van het gezamenlijk gezag en de omgang af te wijzen en te bepalen dat een begeleide omgangsregeling wordt vastgesteld tussen [de minderjarige] en de vader met een opbouwregeling die passend is bij de leeftijd van [de minderjarige] . Dat houdt een omgang in gedurende twee à drie uur per twee weken, steeds op zaterdag, met een opbouw conform het advies van de raad, althans een zodanige omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de moeder in hoger beroep en heeft ook incidenteel hoger beroep ingesteld. De vader vraagt het hof in het principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel deze verzoeken af te wijzen. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader het hof:
- de moeder te verplichten om de zorgregeling, zoals vastgelegd in de bestreden beschikking, dan wel een door het hof vast te leggen zorgregeling, na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat de moeder de zorgregeling niet nakomt met een maximum van € 20.000,-;
en aanvullend te bepalen:
  • dat het eerstvolgende contactmoment in maart 2022 verder wordt gegaan met stap 3 uit de bestreden beschikking (het contact zal vier keer plaatsvinden op zondag van 8.00 uur tot 18.00 uur);
  • dat stap 3 twee keer zal plaatsvinden, waarna wordt overgegaan naar stap 4;
  • te bepalen dat tijdens ‘de eerste keer stap 3’ de vader [de minderjarige] om 8.00 uur bij de moeder komt ophalen en de vader [de minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder terugbrengt;
  • te bepalen dat tijdens ‘de tweede keer stap 3’ de moeder [de minderjarige] om 8.00 uur (of wat later in verband met de reistijd, doch uiterlijk 10.00 uur) bij de vader thuis in [woonplaats2] brengt en zij [de minderjarige] om 18.00 uur (17.00 uur of 16.00 uur) weer bij de vader ophaalt;
  • dat na ‘de tweede keer stap 3’ wordt overgegaan naar stap 4 (het contact zal vier keer plaatsvinden van zaterdag 15.00 uur tot zondag 18.00 uur), waarbij de moeder [de minderjarige] op zaterdag om 15.00 uur naar de vader in [woonplaats2] brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer bij de moeder terugbrengt;
  • dat stap 4 verder conform de bestreden beschikking zal worden uitgevoerd;
  • dat bij stap 5 de moeder [de minderjarige] op zaterdag om 10.00 uur bij de vader thuis in [woonplaats2] brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer thuis bij de moeder brengt;
  • dat stap 5 verder conform de bestreden beschikking zal worden uitgevoerd;
  • dat vanaf stap 6 (eindregeling waarbij [de minderjarige] eenmaal per twee weken van vrijdagochtend 10.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft) de moeder [de minderjarige] op vrijdagochtend om 10.00 uur bij de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 18.00 uur weer terug naar de moeder brengt;
  • althans een zodanige (opbouw)regeling vast te stellen als het hof juist acht.
4.4
De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep. Zij vraagt het hof de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
4.5
Op 1 maart 2022 heeft dit hof een beschikking gegeven op het verzoek van de moeder tot het treffen van een voorlopige voorziening en schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het hof heeft de volgende voorziening voor de duur van het geding getroffen:
  • vanaf de datum van deze beschikking heeft [de minderjarige] nog vier keer eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 9.00 uur tot 15.00 uur. Dit contact vindt plaats in [woonplaats1] . De moeder geeft de vader de ruimte om zelfstandig voor [de minderjarige] te zorgen;
  • daarna heeft [de minderjarige] eens in de twee weken op zondag contact met de vader van 8.00 uur tot 18.00 uur. Het contact vindt plaats in [woonplaats2] . De vader haalt [de minderjarige] op en brengt hem terug met de auto.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In geschil zijn de beslissing van de rechtbank om de ouders samen met het gezag te belasten, de vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en het verzoek van de vader om de moeder een dwangsom op te leggen opdat zij de vastgestelde zorgregeling nakomt. Daarnaast ziet het geschil, zoals blijkt uit de stukken en de standpunten van partijen op de mondelinge behandeling, op de informatieverplichting.
5.2
Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen geven. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:
Hoe is de relatie tussen de moeder en de vader op ouderniveau? Is sprake van een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Is de communicatie tussen de ouders een belemmering om het gezag over [de minderjarige] gezamenlijk uit te oefenen?
Raakt [de minderjarige] klem of verloren indien de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag of is het op een andere grond of gronden noodzakelijk één van de ouders met het gezag te belasten, met uitsluiting van de andere?
Kan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van [de minderjarige] zodanig worden verbeterd dat zij in de toekomst in overleg beslissingen over [de minderjarige] kunnen nemen?
Welke regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders is het meest in het belang van [de minderjarige] ?
De raad heeft op de mondelinge behandeling de ouders al verteld dat dit onderzoek zo nodig zal worden uitgebreid naar de vraag of een beschermingsmaatregel noodzakelijk is.
5.3
Op de mondelinge behandeling is besproken dat afronding van het onderzoek door de raad als gevolg van de wachtlijst nog (ruim) een half jaar zal duren. Het hof zal in afwachting van een beslissing in de hoofdzaak het volgende bepalen:
  • het gezamenlijk gezag zal worden geschorst totdat het hof een beslissing in de hoofdzaak heeft gegeven en de moeder zal voor de duur van het geding alleen worden belast met het gezag over [de minderjarige] ;
  • [de minderjarige] heeft twee keer in de vier weken, waarvan een keer op de zaterdag en een keer op de zondag, contact met de vader in [woonplaats2] van 10.30 uur tot 15.30 uur (dat is exclusief reistijd), waarbij de moeder [de minderjarige] op de zaterdagen naar de vader brengt en haalt, en de vader [de minderjarige] op de zondagen haalt en brengt;
  • de moeder informeert de vader iedere maand schriftelijk over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, en de moeder informeert de vader onmiddellijk als daar op medisch gebied een noodzaak toe is.
Het hof licht deze tijdelijke maatregelen als volgt toe.
gezag
5.4
De ouders hebben in de relatief korte periode dat zij samen het gezag over [de minderjarige] hebben al snel conflicten over de invulling van het gezag gekregen. Zo wierp de vader zich in juni 2022 eerste instantie op om zich intensief te verdiepen in de keuze voor een ander kinderdagverblijf voor [de minderjarige] , maar heeft hij uiteindelijk nagelaten zijn toestemming voor inschrijving bij het door de moeder voorgestelde kinderdagverblijf te geven. Op de mondelinge behandeling heeft de vader daarover verklaard dat de moeder voor zijn gevoel haar beslissing toch al genomen had en dat het dus geen zin meer had om zijn toestemming te geven. Daarmee laat de vader zien dat hij niet het belang van [de minderjarige] vooropstelt. Zonder vooruit te lopen op de uitkomst van het raadsonderzoek en op een definitieve beslissing van dit hof over het gezag, laat dit recente voorval tussen de ouders zien dat de onderlinge communicatie op dit moment niet zodanig is dat zij in staat zijn samen beslissingen te nemen die in het belang van [de minderjarige] zijn.
De ouders zullen binnenkort starten met een traject voor ouderschapsbemiddeling bij ‘ [naam1] ’. Het hof verwacht niet dat dit de onderlinge communicatie op korte termijn voldoende zal verbeteren gezien de strijdbare en negatieve houding van de moeder en de vader naar elkaar, zoals zij die lieten zien op de mondelinge behandeling en die ook spreekt uit de overgelegde e-mailberichten,. Onder deze omstandigheden vindt het hof een tijdelijke schorsing van het gezamenlijke gezag voor de duur van dit geding op zijn plaats, zodat noodzakelijke beslissingen in het belang van [de minderjarige] zonder vertraging genomen kunnen worden.
omgang
5.5
Op de mondelinge behandeling hebben de moeder en de vader verklaard dat [de minderjarige] nu een keer per twee weken contact heeft met de vader van 8.00 uur tot 18.00 uur (inclusief reistijd [woonplaats1] - [woonplaats2] ) bij de vader thuis in [woonplaats2] , waarbij de vader haalt en brengt. Volgens de vader gaat dat goed: bij hem is [de minderjarige] vrolijk en hij eet en slaapt goed. Volgens de moeder gaat het juist slecht: [de minderjarige] is na een bezoek aan de vader anderhalve week heel erg van slag, huilt dan en is ’s nachts vaak wakker. Volgens de zittingsvertegenwoordiger van de raad op de mondelinge behandeling is het zorgelijk dat deze twee verhalen van de ouders zo haaks op elkaar staan. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat [de minderjarige] last heeft van de spanningen tussen de ouders. De raad zal dit nader onderzoeken.
5.6
In de gegeven omstandigheden is het naar het oordeel van het hof het meest in het belang van [de minderjarige] om het tot nu toe opgebouwde contact met de vader van eens in de twee weken van 8.00 uur tot 18.00 uur op de manier zoals dat nu gaat voort te zetten, met uitzondering van het brengen en halen en de dag in het weekend waarop dit contact plaatsvindt,. Exclusief reistijd [woonplaats1] - [woonplaats2] komt dat neer op een regeling van eens per twee weken in [woonplaats2] van 10.30 uur tot 15.30 uur. [de minderjarige] heeft recht op contact met zijn vader en het is niet in zijn belang om dit contact nu, zoals de moeder wenst, begeleid te laten plaatsvinden of in tijdsduur te bekorten. Hierbij weegt voor het hof mee dat enige reactie van [de minderjarige] op de omgang met de vader bij het gewenningsproces hoort, dat de tijd in dat opzicht zijn werk moet kunnen doen en dat vooralsnog onvoldoende gesteld of gebleken is dat omgang tussen de vader en [de minderjarige] onveilig is voor [de minderjarige] . Het zou helpen als [de minderjarige] de emotionele toestemming van de moeder voelt voor het aangaan van het contact met de vader. Die toestemming voelt hij wanneer de moeder [de minderjarige] eens in de vier weken naar de vader in [woonplaats2] brengt en hem daar ook weer ophaalt. Als de moeder, zoals zij op de mondelinge behandeling heeft verteld, fysiek niet in staat is om [de minderjarige] naar de vader in [woonplaats2] te brengen en te halen, dan is dat bijvoorbeeld op te lossen door een andere volwassene te vragen met haar mee te reizen.
informatieverplichting
5.7
Nu de vader [de minderjarige] een keer per twee weken ziet, kan de vader zelf foto’s van [de minderjarige] maken en is het sturen van foto’s zoals de rechtbank in de informatieverplichting heeft vastgesteld niet meer nodig. Voor het overige blijft de in de bestreden beschikking opgelegde informatieverplichting van kracht.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 17 november 2021, voor wat betreft de informatieregeling en bepaalt dat de moeder de vader iedere maand schriftelijk informeert over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, en dat de moeder de vader onmiddellijk informeert als daar op medisch gebied noodzaak toe is;
en voorts:
schorst het gezamenlijk gezag van de ouders totdat het hof een beslissing in de hoofdzaak heeft gegeven;
bepaalt dat de moeder voor de duur van dit geding alleen belast is met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2020, in [woonplaats1] ;
bepaalt dat [de minderjarige] voor de duur van het geding twee keer in de vier weken, waarvan een keer op de zaterdag en een keer op de zondag, contact heeft met de vader in [woonplaats2] van 10.30 uur tot 15.30 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] op de zaterdagen naar de vader brengt en haalt, en de vader [de minderjarige] op de zondagen haalt en brengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de raad een nader onderzoek in te (doen) stellen als hiervoor onder 5.2 omschreven en daaromtrent uiterlijk op
14 februari 2023te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. E. de Boer, tot wie de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J..B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, als griffier, en is op 8 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.