Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Samen Veilig Midden Nederland,
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, binnengekomen op 4 maart 2021;
- het verweerschrift van de GI met producties;
- het verweerschrift in het principaal hoger beroep, ook inhoudende een incidenteel hoger beroep, met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. Peeters van 9 juni 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. van der Weide van 12 juni 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Peeters van 16 juni 2022 met producties;
- het beroepschrift met producties, binnengekomen op 29 oktober 2021;
- het verweerschrift in het principaal hoger beroep, ook inhoudende een incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , die is geboren [in] 2012 in [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , die is geboren [in] 2014 in [plaats1] .
4.Het geschil
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vastgesteld bij de moeder;
- een (voorwaardelijke) zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader zijn:
- bepaald dat de moeder vanaf het moment dat de (voorwaardelijke) zorgregeling weer loopt, een bedrag van € 88,23 per kind per maand aan kinderalimentatie moet betalen aan de vader;
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap – voor zover nog relevant – als volgt vastgesteld:
- de moeder vervangende toestemming verleend om met de kinderen te verhuizen naar [woonplaats2] ;
- de (voorwaardelijke) zorgregeling uit de beschikking van 4 december 2020 gewijzigd in die zin dat de moeder de kinderen zal halen en brengen bij de vader in [woonplaats1] en dat de vader op woensdagmiddag omgang heeft met de kinderen in [woonplaats2] .
- primaireen onvoorwaardelijke zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen de ene week bij de vader verblijven en de andere week bij de moeder en de vakanties bij helfte te verdelen;
- subsidiaireen onvoorwaardelijke zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen om de week een weekend en elke week op woensdagmiddag bij de vader zijn en de vakanties bij helfte te verdelen;
- te bepalen dat de moeder maandelijks bij vooruitbetaling € 125,- per kind aan kinderalimentatie aan de vader moet betalen met ingang van de datum van echtscheiding;
- vast te stellen dat de moeder maandelijks bij vooruitbetaling € 500,- aan partneralimentatie aan de vader moet betalen met ingang van de datum van echtscheiding;
- de huwelijksgoederengemeenschap te verdelen zoals omschreven in punt 86 t/m 102 van het beroepschrift in het principaal hoger beroep.
- te bepalen dat de moeder geen kinderalimentatie hoeft te betalen aan de vader;
- de vader te veroordelen in de kosten van hoger beroep.
- primairhet verweerschrift, ook inhoudende incidenteel hoger beroep, van de moeder te weigeren vanwege het overschreden limiet voor het aantal pagina’s;
- subsidiairde grieven van de moeder ongegrond te verklaren en haar verzoeken af te wijzen;
- te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt in zowel het principale als het incidentele hoger beroep.
- (in het hoger beroep tegen de beschikking van 4 december 2020) een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht, subsidiair een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen zoveel mogelijk gelijkwaardig bij de ouders verblijven, doordat:
- de kinderen in een terugkerend patroon van elke drie weekenden twee weekenden bij de vader verblijven;
- de kinderen in de (school)vakanties zoveel mogelijk bij de vader verblijven, zoals omschreven in het beroepschrift;
- de vader de mogelijkheid krijgt om in ieder geval één keer per maand een (mid)dag de kinderen te bezoeken in [woonplaats2] .
- een (voorwaardelijke) zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen eens in de veertien dagen, in de oneven weken, bij de vader verblijven;
- een vakantie- en feestdagenregeling te bepalen, zoals omschreven in het verweerschrift, tevens inhoudende incidenteel hoger beroep;
- ten aanzien van zowel de weekendregeling als de feestdagen- en vakantieregeling telkens onder de voorwaarde dat de GI die regeling veilig vindt en eventueel aan te passen of uit te breiden op aanwijzing van de GI;
- de vader te veroordelen in de kosten van het principale en het incidentele hoger beroep.
5.De overwegingen voor de beslissing
6.De slotsom
7. De beslissing
- de GI heeft de regie over de zorgregeling en bepaalt hoe de zorgregeling er qua aard, frequentie, duur en mate van begeleiding uitziet;
- [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben minimaal één uur per twee weken begeleid contact met de vader;