ECLI:NL:GHARL:2022:7686

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
21-001590-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting met ondersteunend bewijs en betrouwbaarheid verklaringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van verkrachting, waarbij hij op 8 mei 2018 in de woning van de aangeefster geweld heeft gebruikt om haar te dwingen tot seksuele handelingen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar tegen de muur heeft gedrukt en zijn hand onder haar kleding heeft gestoken, waarbij hij met zijn vinger in haar vagina is binnengedrongen. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door DNA-onderzoek en getuigenverklaringen van haar dochter. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en zijn verweer werd als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van de verkrachting schade heeft geleden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 4.653,38, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001590-20
Uitspraak d.d.: 30 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 27 maart 2020 met parketnummer 08-952832-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Boksem, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en een andere beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te [plaats] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door: tezamen met nader te noemen [slachtoffer] diens woning te betreden en/of (daarbij) gekomen in de keuken die [slachtoffer] krachtig vast te pakken om/bij diens lichaam en/of (vervolgens) tegen een muur te drukken en/of gedrukt te houden en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand onder en/of in de kleding van die [slachtoffer] te duwen/drukken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten: het betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of (vervolgens) het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 08 mei 2018 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door tezamen met nader te noemen [slachtoffer] diens woning te betreden en/of (daarbij) gekomen in de keuken die [slachtoffer] onverhoeds krachtig vast te pakken om/bij diens lichaam en/of (vervolgens) tegen een muur te drukken en/of gedrukt te houden en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand onverhoeds onder en/of in de kleding van die [slachtoffer] te duwen/drukken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten van de vagina en/of de schaamstreek en/of (vervolgens) het onverhoeds duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het ontbloten van zijn, verdachtes, geslachtsdeel en/of (daarbij) zichzelf af te trekken en/of (daarbij) klaar te komen op en/of over de kleding en/of het been van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft hiertoe – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zij de verklaring van verdachte onbetrouwbaar acht en dat aangeefster daarentegen consequent en gedetailleerd heeft verklaard. Haar verklaring wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van haar dochter en door het DNA-onderzoek.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities.
Het hof acht het tenlastegelegde bewezen. Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Het hof neemt voor een deel de overwegingen van de rechtbank over zoals blijkt uit het hieronder cursief weergegeven en maakt deze overwegingen tot de zijne.
Aangeefster huurde een gedeelte van een woonboerderij van verdachte. Aangeefster heeft
verklaard dat zij op 8 mei 2018 in haar tuin lag op een stretcher. Op een gegeven moment
zag zij verdachte in de tuin staan. Hij stond aan het voeteneind van de stretcher. Aangeefster kon niet goed overeind komen, omdat zij pijn had van een baarmoederoperatie die zij een paar dagen daarvoor, op 4 mei 2018, had ondergaan. Verdachte wilde kijken naar de afzuiginstallatie in de woning en vroeg aangeefster daarom mee naar binnen te gaan. In de keuken duwde verdachte zich tegen haar rug aan. Hij ging daarbij met zijn hand aan de achterzijde onder haar jurk. Aangeefster draaide zich om en kwam met haar rug tegen de muur te staan, in de hoek van de keuken. Verdachte probeerde aangeefster te kussen, waarop aangeefster te kennen gaf dat hij moest ophouden. Verdachte hield aangeefster met één hand tegen de muur gedrukt, pakte haar hand vast en bracht deze meerdere keren in de richting van zijn penis. Aangeefster trok daarop haar hand terug. Verdachte haalde vervolgens zelf zijn penis uit zijn broek en trok zichzelf af, waarbij
hij klaarkwam over de jurk van aangeefster. Verdachte pakte vervolgens een stuk keukenrol
van het aanrecht en veegde daarmee zijn penis af, waarna hij de prop in de afvalbak gooide.
Verdachte is tijdens het gebeuren met zijn hand in de slip van aangeefster geweest en kwam
daarbij met zijn vinger in haar vagina.
Het hof is van oordeel dat de aangifte in voldoende mate en op overtuigende wijze steun vindt in ander bewijsmateriaal. In het dossier bevinden zich naast de verklaring van aangeefster namelijk nog de volgende bewijsmiddelen.
Na afloop heeft aangeefster in paniek haar dochter, getuige [getuige] , gebeld. Aangeefster ontkent dat zij ooit vrijwillig seks heeft gehad met verdachte. Het verhaal van aangeefster wordt in grote lijnen bevestigd door getuige [getuige] (dochter van aangeefster). Zij heeft verklaard dat zij op 8 mei 2018 tussen 19.00 uur en 19.30 uur werd gebeld door aangeefster. Aangeefster was in paniek. Getuige hoorde van aangeefster dat zij buiten lag te rusten. Verdachte had haar gevraagd mee te gaan in de woning, omdat er in de woning iets kapot was. Aangeefster is meegegaan naar binnen en daar werd zij tegen de muur gedrukt door verdachte. Dat was in het gangetje vlak bij de badkamer. Verdachte haalde zijn penis tevoorschijn en begon zich af te trekken. Hij kwam klaar over aangeefster. Getuige is daarop direct naar haar moeder gegaan. Getuige trof haar huilend en in paniek aan in haar woning met vlekken op haar jurk.
Op de jurk en de prop keukenrol is DNA-onderzoek verricht. Uit DNA-onderzoek is
gebleken dat het aangetroffen sperma op het keukenpapier en op de jurk van aangeefster
meer dan een miljard keer waarschijnlijker DNA-materiaal van verdachte bevat dan dat het
DNA-materiaal afkomstig is van een onbekende persoon.
Namens verdachte is aangevoerd dat aangeefster in het algemeen als onbetrouwbaar persoon moet worden beschouwd en dat daarom ook geen waarde dient te worden gehecht aan haar aangifte. Het hof is van oordeel dat aangeefster – anders dan verdachte - eenduidig, gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De verklaring van aangeefster is ingebed in een concrete context die op wezenlijke onderdelen bevestiging vindt in andere bronnen.
Verdachtes verklaring dat er sprake is geweest van vrijwillige seks, dat het initiatief van
aangeefster kwam en dat zij hem heeft afgetrokken, legt de rechtbank als
ongeloofwaardig terzijde. Verdachte heeft tijdens het onderzoek wisselende en leugenachtige verklaringen afgelegd. Waar verdachte eerst stellig en bij herhaling ontkent seks met aangeefster te hebben gehad op de tenlastegelegde datum en insinueert dat aangeefster alles verzint en niet goed wijs is, komt hij daar later op terug. Uiteindelijk verklaart hij, voor het eerst ter terechtzitting, dat hij op 8 mei 2018 is afgetrokken door aangeefster, op haar initiatief. Deze gang van zaken tast de geloofwaardigheid van verdachte aan. Daar komt bij dat hij aanvankelijk met hulp van een medewerker een vals alibi heeft geconstrueerd, hetgeen blijkt uit een getapt telefoongesprek tussen verdachte en die bewuste collega en ook uit de verklaring van de collega die uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven. Dat aangeefster zich aan verdachte zou hebben opgedrongen, zoals uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting zou kunnen worden afgeleid (aldaar heeft verdachte immers verklaard dat hij bij binnenkomst in de woning al werd gekust door aangeefster en dat al het initiatief van haar zou zijn uitgegaan, terwijl verdachte zelf met een heel ander doel naar de woning was gekomen), laat zich niet rijmen met het feit dat aangeefster slechts enkele dagen daarvoor een zeer ingrijpende operatie, te weten een hysterectomie, had ondergaan en zich nog in het prille begin van haar herstelperiode bevond, met alle lichamelijke klachten van dien. Daar komt bij dat aangeefster al veel eerder, in december 2017, in een informatief gesprek bij de politie kenbaar had gemaakt dat verdachte haar seksueel lastig viel. Daarbij had ze aangegeven dat ze wilde bereiken dat het zou stoppen. Dat aangeefster initiatief zou nemen voor seks met verdachte ligt ook daarom niet voor de hand.
Het hof komt evenals de rechtbank dan ook tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd. Het hof acht evenals de rechtbank op grond van die verklaring en voornoemd ondersteunend bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vagina van aangeefster heeft betast en dat hij met zijn vinger de vagina van aangeefster is binnengedrongen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks08 mei 2018 te [plaats] door geweld
of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door: tezamen met nader te noemen [slachtoffer] diens woning te betreden en
/of (daarbij)gekomen in de keuken die [slachtoffer]
krachtig vast te pakken om/bij diens lichaam en/of (vervolgens)tegen een muur te drukken en
/ofgedrukt te houden en
/of (daarbij
)zijn, verdachtes, hand onder en
/ofin de kleding van die [slachtoffer] te duwen
/drukken, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten: het betasten van de vagina en
/of de schaamstreek en/of (vervolgens
)het
duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het primair tenlastegelegde te veroordelen tot dezelfde straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft aangeefster in haar eigen woning tegen een muur in de keuken geduwd en geduwd gehouden, en heeft zijn hand onder haar kleding en
vervolgens zijn vinger in haar vagina gedrukt. Dat levert het misdrijf verkrachting op. Aangeefster duwde verdachte weg. Verdachte heeft zichzelf afgetrokken en is klaargekomen over de kleding van aangeefster. Aangeefster was herstellende van een zeer ingrijpende baarmoederoperatie enkele dagen daarvoor en was lichamelijk zwak, maar er zijn geen aanwijzingen dat verdachte daarvan op de hoogte was. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij niet alleen de lichamelijke integriteit van aangeefster heeft geschonden, maar haar ook een gevoel van onveiligheid heeft bezorgd, als gevolg waarvan aangeefster noodgedwongen is verhuisd. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zoals die ook ter terechtzitting in hoger beroep is voorgehouden, blijkt dat het bewezenverklaarde feit nog steeds grote impact heeft op het leven van aangeefster. Daar komt bij dat verdachte geenszins blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedragingen. Integendeel: verdachte blijft, ook in hoger beroep, kwaad spreken over aangeefster en legt de schuld volledig bij haar.
Het hof heeft gelet het rechterlijke oriëntatiepunt voor de straftoemeting van verkrachting. Voor een verkrachting met een beperkte mate van dwang – waarvan naar het oordeel van het hof in dit geval sprake is – is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. In de toelichting wordt opgemerkt dat in het oriëntatiepunt is gedifferentieerd naar de mate van dwang en dat de aard van de (seksuele) gedraging en de
(daarmee gepaard gaande) mate van inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit kunnen aanleiding zijn van het uitgangspunt naar beneden of naar boven af te wijken.
In dit geval is sprake geweest van kortstondig binnendringen met de vinger. Daarin vindt het hof aanleiding naar beneden af te wijken van het hierboven genoemde oriëntatiepunt.
In het nadeel van verdachte heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 10 maart 2020. Hieruit blijkt dat reclasseringsinterventie niet is geïndiceerd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende acht het hof een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.658,53, bestaande uit een bedrag van
€ 2.908,53 aan materiële schade en een bedrag van € 1.750,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.728,19. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is in hoger beroep niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.653,38, bestaande uit een bedrag van
€ 2.903,38 aan materiële schade en een bedrag van € 1.750,- aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het bedrag van € 5,15 aan reiskosten naar de zitting in eerste aanleg komt volgens de wet niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien de benadeelde partij zich in eerste aanleg heeft laten bijstaan door een gemachtigde. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.653,38 (vierduizend zeshonderddrieënvijftig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 2.903,38 (tweeduizend negenhonderddrie euro en achtendertig cent) materiële schade en€ 1.750,- (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.653,38 (vierduizend zeshonderddrieënvijftig euro en achtendertig cent) bestaande uit
€ 2.903,38 (tweeduizend negenhonderddrie euro en achtendertig cent) materiële schade en
€ 1.750,- (duizend zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 56 (zesenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 mei 2018.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. J.A.W. Lensing en mr. M. Nooijen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 30 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. G. Dam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 30 augustus 2022.
Tegenwoordig:
mr. W.A. Holland, voorzitter,
mr. C. Rijnaarts, advocaat-generaal,
mr. R.W.P. Soons, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.