ECLI:NL:GHARL:2022:7643

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
Wahv 200.299.347/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeerssanctie en beroepsprocedure tegen kantonrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde F.R. Eggink, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep tegen een verkeerssanctie ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder beboet voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, vastgesteld op 11 km/h te hard rijden. De gedraging vond plaats op 28 juli 2020 in Enschede, waar de betrokkene met zijn voertuig werd geflitst door een combinatie van een lusdetector en een flitspaal.

De gemachtigde voerde aan dat de kantonrechter de beslissing ten onrechte in stand had gelaten, omdat er geen rijroute was bekendgemaakt en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur waren geschonden. Het hof oordeelde echter dat de gemachtigde onvoldoende had onderbouwd welke gronden de kantonrechter niet had meegenomen in zijn beslissing. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tevens verzocht het hof de gemachtigde om te stoppen met het uiten van negatieve kwalificaties richting de kantonrechter, wat als onprofessioneel werd beschouwd.

Het hof concludeerde dat de kantonrechter zijn beslissing goed had gemotiveerd en dat de betrokkene niet had aangetoond dat de bebording niet deugdelijk was. De uitspraak van het hof bevestigde de eerdere beslissing van de kantonrechter, waarbij het verzoek om vergoeding van proceskosten werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.299.347/01
CJIB-nummer
: 235358377
Uitspraak d.d.
: 6 september 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel van 15 juli 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is F.R. Eggink, kantoorhoudende te Almelo.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 137,- voor: “11 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom.” Deze gedraging zou zijn verricht op 28 juli 2020 om 09:16 uur op de Zuiderval in Enschede met het voertuig met het kenteken [kenteken] . De gedraging is geconstateerd door middel van een lusdetector in combinatie met een flitspaal.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter de beslissing op bezwaar ten onrechte in stand heeft gelaten, hetgeen niet kon vanwege schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat er geen rijroute bekend is gemaakt. In het beroepschrift stond duidelijk dat cliënt vanaf de A35 de Zuiderval te Enschede is opgereden. Nu de kantonrechter het beroepschrift helemaal niet gelezen heeft, ziet de gemachtigde de overige gronden dan ook als ingelast en verzoekt hij de proceskosten van het beroepschrift bij de kantonrechter te vergoeden.
3. De klacht dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie ten onrechte in stand heeft gelaten, kan al geen doel treffen omdat de gemachtigde in hoger beroep niet heeft aangegeven en onderbouwd met betrekking tot welke door hem aangedragen gronden de kantonrechter tekort is geschoten in zijn beslissing.
4. De beslissing van de kantonrechter houdt in, voor zover hier van belang: “Gemachtigde voert aan dat betrokkene het betreffende verkeersbord niet op de rijroute heeft gezien. Betrokkene is vanaf de A35 de Zuiderval te Enschede opgereden” en: “Ten aanzien van de stelling van de gemachtigde dat er geen schouwrapport is overgelegd, overweegt de kantonrechter dat op grond van jurisprudentie betrokkene duidelijk de rijrichting/-route dient aan te geven. Nu dit niet is gebeurd is een schouwrapport niet benodigd en is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de bebording niet aanwezig was of niet deugdelijk was.”
5. De betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dat bepaalt dat de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50 km/h bedraagt. De bebouwde kom wordt aangeduid met de borden H1. Bij de bebouwde kom worden de grenzen daarvan door middel van meerdere verkeersborden aangegeven. Iedere voor motorvoertuigen openstaande toegangsweg waarlangs de bebouwde kom kan worden bereikt, moet van een bord H1 zijn voorzien. Het kan daarbij gaan om een aanzienlijk aantal verkeersborden. Om te kunnen vaststellen dat de gedraging, waarvoor de vaststelling dat deze heeft plaats gehad in de bebouwde kom van belang is, is verricht, is niet noodzakelijk dat de aanwezigheid van alle borden wordt vastgesteld. Voldoende is dat de toegangsweg waarlangs de bestuurder van het voertuig de bebouwde kom is ingereden, van een deugdelijk bord is voorzien. Dit uitgangspunt brengt mee dat een betrokkene die stelt dat deugdelijke bebording ontbrak, moet aangeven welke route de bestuurder heeft afgelegd om zijn bestemming te bereiken (vgl. ov. 8 van het arrest van het hof van 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
6. Ook het hof is van oordeel dat de gemachtigde dit niet, althans onvoldoende heeft gedaan. De mededeling dat cliënt vanaf de A35 de Zuiderval te Enschede is opgereden, is te onbepaald. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit informatie op Google Maps blijkt dat de Rijksweg 35 in Enschede ter linkerzijde van de Zuiderval overgaat van de N35 in de A35 en dat daar meerdere afritten zijn die uitkomen op de Zuiderval. Borden H1 zouden kunnen zijn geplaatst op de Zuiderval maar ook op de afritten. Nu de gemachtigde niet heeft vermeld vanuit welke rijrichting de betrokkene kwam (bijvoorbeeld de Duitse grens, Boekelo/Hengelo/N18) is aldus niet voldoende duidelijk welke afrit hij heeft gevolgd om bij de Zuiderval te komen. Er is daarom geen reden te twijfelen aan de verklaring in het zaakoverzicht dat de gedraging plaatsvond binnen de bebouwde kom en dat de toegestane snelheid 50 km/h bedroeg (vgl. overweging 8 van het arrest van het hof van 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803). Het bezwaar treft geen doel.
7. Het hof stelt verder vast dat de kantonrechter in zijn beslissing ook is ingegaan op de overige door de betrokkene aangevoerde bezwaren. Anders dan de gemachtigde stelt heeft de kantonrechter zijn beroepschrift wel gelezen. Mede gelet daarop bestaat er geen aanleiding om de gronden als herhaald en ingelast te beschouwen en opnieuw te behandelen. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
8. Het hof verzoekt de gemachtigde in zijn geschriften te stoppen met het vermelden van (negatieve) kwalificaties aan het adres van de kantonrechter. Dit getuigt niet van professionaliteit en een juist gevoel voor verhoudingen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.