Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 17 januari 2022;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Nauta van 1 april 2022, met productie(s);
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Maste van 2 mei 2022, met productie(s).
3.De feiten
[de minderjarige] ,geboren [in] 2007 en van
[de jong-meerderjarige] ,geboren [in] 2003.
4.Het geschil
- de echtelijke woning aan de [adres] in [woonplaats1] wordt verkocht;
- met de verkoopopbrengst van die woning moet de hypothecaire geldlening worden afgelost en moeten de verkoopkosten worden voldaan. De alsdan resterende onder- of overwaarde wordt door partijen bij helfte gedragen dan wel gedeeld;
- de man zal de helft van de saldi op 8 januari 2021 van de op zijn naam staande
)verworven activa en aangegane schulden, dan wel in hoger beroep zal bepalen, dat de aan de man in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [woonplaats1] en de voor de financiering van die woning bij [de bank] aangegane hypothecaire geldlening niet bij de scheiding en deling van de per 2 oktober 2010 ontstane huwelijksgoederengemeenschap kan/mag worden betrokken.
5.De overwegingen voor de beslissing
- die staat geen partij is bij het Verdrag,
- die staat een zogenoemd nationaliteitsland is en
- de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen in een staat die de in artikel 5 van het Verdrag bedoelde verklaring heeft afgelegd.
- op de eigendomssituatie van de voormalig echtelijke woning is Marokkaans recht van toepassing, waardoor de man naar Marokkaans recht eigenaar van de woning is.
- de man zal de hypothecaire leningen onder de nummers [nummer1] en [nummer3] als eigen schuld voldoen onder vrijwaring van de vrouw.
- de man zal er voor zorgen dat hypotheeknemer de vrouw zal doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening onder nummer [nummer3] en de vrouw op de hoogte houden van de contacten die hij daarover met de hypotheeknemer heeft, onder overlegging van bewijsstukken.
- aan de vrouw komt een vergoedingsrecht toe voor de bedragen waarmee de hypothecaire leningen zijn afgelost in de periode dat Nederlands recht van toepassing was. Het gaat daarbij om een bedrag van € 6000,-, welk bedrag de man binnen zes weken na 11 augustus 2022 aan de vrouw moet voldoen. De vrouw zal van dat bedrag de helft (€ 3.000,-) bestemmen voor [de jong-meerderjarige] en dit in 2022 en 2023 aan haar voldoen. De andere helft (€ 3.000,-) zal de vrouw bestemmen voor de minderjarige [de minderjarige] .
- de man moet, ter uitvoering van de in de bestreden beschikking aan de vrouw toegekende vergoedingsrechten, nog een bedrag van € 897,- aan de vrouw betalen, welk bedrag de man binnen een week na 11 augustus 2022 op de bankrekening van de vrouw zal storten.
- de man zal een bijdrage van € 142,- per maand aan [de jong-meerderjarige] voldoen als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud en studie, welke bijdrage de man – voor zover nog niet door hem betaald- met terugwerkende kracht vanaf 14 december 2021 verschuldigd is.