ECLI:NL:GHARL:2022:7613

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
200.308.968/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming opvolgend bewindvoerder na opheffing bewind zonder opvolger

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen en gelden van verzoeker, die te maken had met problematische schulden. De kantonrechter had op 15 maart 2022 het bewind ambtshalve opgeheven, omdat verzoeker niet had gereageerd op verzoeken om een opvolgend bewindvoerder aan te dragen. Verzoeker ging in hoger beroep en verzocht het hof om de opheffing van het bewind ongedaan te maken en een nieuwe bewindvoerder te benoemen. Het hof oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kon blijven, omdat verzoeker een verklaring had gegeven voor zijn eerdere stilzwijgen en de noodzaak voor voortzetting van het bewind had aangetoond, vooral gezien de dreigende ontruiming van zijn huurwoning. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en [verweerder] ontslagen als bewindvoerder, met ingang van 15 maart 2022. Tevens heeft het hof [naam1] B.V. benoemd als opvolgend bewindvoerder, met ingang van de dag na de uitspraak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.308.968/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9436647)
beschikking van 1 september 2022
inzake
[verzoeker](verzoeker),
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. G.B. de Jong te Hoogezand,
en
[verweerder] BewindvoerdersB.V.( [verweerder] ),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats2] ,
[de vader](de vader),
wonende te [woonplaats2] ,
[de broer](de broer),
wonende te [woonplaats3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 15 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 4 april 2022;
- het verweerschrift van [verweerder] ;
- een brief namens verzoeker van 4 mei 2022 met bijlage(n);
- een brief namens verzoeker van 18 augustus 2022 met bijlage(n);
- een brief namens verzoeker van 19 augustus 2022 met bijlage(n);
- een brief namens verzoeker van 22 augustus 2022 met bijlage(n).
2.2
In deze zaak heeft het hof betrokkenen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 18 januari 2023. Verzoeker heeft daarna, bij brief van 18 augustus 2022, het hof gevraagd om de zaak op de stukken af te doen. [verweerder] en de overige belanghebbenden hebben, zo blijkt uit de bijlagen bij de hiervoor genoemde brieven van 19 en 22 augustus 2022, met dit verzoek ingestemd. Nu het hof ook ambtshalve geen aanleiding ziet om de geplande mondelinge behandeling doorgang te laten vinden zal het hof op basis van de nu in het dossier beschikbare stukken een beschikking geven.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 23 augustus 2017 is een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan verzoeker wegens het hebben van problematische schulden. Ten tijde van het wijzen van de bestreden beschikking was [verweerder] de bewindvoerder van verzoeker.
3.2
[verweerder] heeft de kantonrechter op 7 september 2021 verzocht om ontslagen te worden als bewindvoerder van verzoeker. Bij brief van 21 september 2021 aan de kantonrechter heeft verzoeker daarmee ingestemd. Verzoeker heeft niet gereageerd op het (herhaald) verzoek van de kantonrechter om een bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder in te dienen. Daarop heeft de kantonrechter in de bestreden beschikking ambtshalve het bewind opgeheven met ingang van de datum van de beschikking. Ook heeft de kantonrechter de beloning vastgesteld (voor [verweerder] ) voor het opmaken van een eindrekening- en verantwoording.

4.De omvang van het geschil

4.1
Verzoeker is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Verzoeker wenst – zo begrijpt het hof – de opheffing van het bewind ongedaan te maken, alsnog toewijzing van het verzoek van [verweerder] tot ontslag als bewindvoerder en benoeming van een nieuwe bewindvoerder. Verzoeker heeft daartoe alsnog een bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder in het geding gebracht. Verzoeker vraagt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [naam1] B.V. te [plaats1] wordt benoemd als opvolgend bewindvoerder.
4.2
[verweerder] heeft verweer gevoerd en zich -zo begrijpt het hof- gerefereerd aan het oordeel van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken. Uit dit artikel volgt ook dat de kantonrechter dit ambtshalve kan doen. In deze zaak heeft de kantonrechter van die ambtshalve bevoegdheid gebruik gemaakt. Gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd is het hof van oordeel dat deze beslissing niet in stand kan blijven.
5.2
Verzoeker heeft in hoger beroep een verklaring gegeven waarom hij destijds niet heeft gereageerd op de verzoeken van de kantonrechter om een opvolgend bewindvoerder aan te dragen. Verder heeft verzoeker toegelicht dat hij het in zijn belang vindt dat de bewindvoering alsnog voortduurt. Bij brief van 18 augustus 2022 heeft verzoeker dit nader onderbouwd. Uit die brief volgt dat op zeer korte termijn (7 september a.s.) ontruiming van de huurwoning van verzoeker dreigt. Uit die brief volgt verder dat de verhuurder bereid is om tot een regeling met verzoeker te komen, in die zin dat verzoeker in zijn woning kan blijven, mits er sprake is van bewindvoering.
5.3
Gezien voornoemde specifieke omstandigheid en de uitdrukkelijke wens van verzoeker om het bewind voort te zetten is naar het oordeel van het hof geen sprake van een situatie dat bewindvoering niet langer noodzakelijk dan wel niet zinvol meer is. [verweerder] heeft in haar verweer weliswaar aangegeven dat de gedragingen van verzoeker bij elke bewindvoerder tot problemen zullen leiden maar heeft overigens geen bezwaar gemaakt tegen toewijzing van het verzoek tot benoeming van een andere bewindvoerder, mits de datum van het einde van de betrokkenheid van [verweerder] , 15 maart 2022, blijft staan. Nu overigens gesteld noch is gebleken dat de grond die destijds tot de bewindvoering heeft geleid – het bestaan van problematische schulden – niet meer aanwezig is, komt het hof tot het oordeel dat het bewind dient te worden voortgezet.
5.4
Het vorenstaande brengt mee dat het hof alsnog het verzoek van [verweerder] tot ontslag als bewindvoerder van betrokkene, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1:448 lid 1 aanhef en onder e en lid 2 BW, zal toewijzen. Duidelijk is immers, zo volgt uit de reactie van [verweerder] in het hoger beroep, dat [verweerder] niet opnieuw met verzoeker in zee wenst te gaan. Nu [verweerder] door de beslissing van de kantonrechter in de bestreden beschikking sinds 15 maart 2022 niet meer bij verzoeker betrokken is, zal het hof conform het verzoek van [verweerder] , het ontslag ook per die datum laten ingaan.
5.5
Door verzoeker is een nieuwe bewindvoerder voorgesteld, te weten [naam1] B.V. te [plaats1] , die door middel van een schriftelijke bereidverklaring heeft aangegeven als bewindvoerder van verzoeker te willen optreden. Nu overigens geen bezwaren tot benoeming van [naam1] B.V. zijn geuit zal het hof de voorgestelde bewindvoerder gelet op het bepaalde in artikel 1:435 lid 10 BW benoemen met ingang van de dag na heden.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking voor zover het de ambtshalve opheffing van het bewind betreft vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 15 maart 2022, voor zover het de ambtshalve opheffing van het bewind betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 15 maart 2022 [verweerder] als bewindvoerder over de goederen en gelden van verzoeker;
benoemt met ingang van de dag na heden [naam1] B.V. te [plaats1] tot opvolgend bewindvoerder van [verzoeker] , geboren [in] 1983;
draagt de ontslagen bewindvoerder op om alle door de opvolgend bewindvoerder benodigde gegevens zo spoedig mogelijk over te dragen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M. Dölle, M.P. den Hollander en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, bijgestaan door de griffier, en is op 1 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.