ECLI:NL:GHARL:2022:752

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 februari 2022
Zaaknummer
Wahv 200.276.477
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving in 60 km/u-zones en sanctiebeschikking bij snelheidsoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 20 december 2019 een sanctie had opgelegd van € 317,- voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 30 km/h op de Grote Bergerweg in Sint Odiliënberg. De betrokkene stelde dat er geen bord aanwezig was dat de maximumsnelheid van 60 km/u aangaf, en dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat het niet uitmaakte waar de betrokkene vandaan kwam.

Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde van de betrokkene beoordeeld. De gemachtigde voerde aan dat de voorwaarden voor handhaving in een 60 km-zone niet waren nageleefd, zoals beschreven in een brief van het Parket CVOM. Het hof oordeelde echter dat de enkele niet onderbouwde stelling van de gemachtigde geen aanleiding gaf om de sanctiebeschikking te vernietigen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

Het hof benadrukte dat de aanwezigheid van de relevante bebording en de voorwaarden voor handhaving in deze zaak niet in twijfel werden getrokken. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de handhaving van verkeersvoorschriften en de noodzaak om objectieve verkeersonveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.276.477/01
CJIB-nummer
: 223785243
Uitspraak d.d.
: 1 februari 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 20 december 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 317,- voor: “overschrijding maximum snelheid op (auto)wegen buiten bebouwde kom, met 30 km/h (verkeersbord A1) ”. Deze gedraging zou zijn verricht op 27 februari 2019 om 14.29 uur op de Grote Bergerweg in Sint Odiliënberg met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet uitmaakt waar de betrokkene vandaan kwam. De betrokkene kwam van de 1e Hobertsweg, die hij bereikt had via de Maasbrachterweg en de 2e Hobertsweg. Op die route komt men geen bord tegen dat een maximumsnelheid van 60 km/u aangeeft, zoals ook blijkt uit Streetview.
3. De inhoud van het zaakoverzicht wordt niet bestreden, behoudens de aanduiding van de toegestane maximumsnelheid. Uit het zaakoverzicht volgt dat sprake was van een mobiele snelheidscontrole (laser). De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd was zelf ter plaatse. In het algemeen mag daarom worden aangenomen dat de ambtenaar heeft vastgesteld dat de relevante bebording aanwezig en duidelijk zichtbaar is (vgl. het arrest van 28 februari 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:1803). Het hof ziet in de ontkenning hiervan door de gemachtigde geen reden te twijfelen aan de aanwezigheid van het zonebord A1.
Dat uit Google Maps Streetview blijkt dat op de door de gemachtigde genoemde route zich geen borden A1 bevinden, laat zich verklaren doordat - zo blijkt eveneens uit Streetview - deze wegen zich geheel binnen de 60 km-zone bevinden en er dus op deze wegen niet de zone ingereden wordt. Het bord met daarop de maximum snelheid hoeft niet in de zone herhaald te worden.
4. Deze grond treft geen doel.
5. Verder voert de gemachtigde aan dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor handhaving in een 60 km-zone, zoals opgenomen in de door hem overgelegde brief van 1 april 2019 van het onderdeel Beleid en Strategie van het Parket CVOM aan de hoofdofficieren van justitie.
6. Het hof stelt vast dat in die brief onder meer is opgenomen dat tot handhaving in 30- en 60-kilometergebieden kan worden overgegaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Er dient een geloofwaardige limiet te zijn. Dit betekent onder meer dat de inrichting
passend bij de limiet moet zijn (Duurzaam Veilig).
  • Overtredingspercentage is (maximaal) circa 20%. Wanneer er een hoger overtredingspercentage is, zal er geen sprake zijn van een geloofwaardige limiet. Het tijdelijke effect van handhaving is dan niet voldoende om het naleefgedrag daadwerkelijk en structureel te verbeteren. Er zijn dan andere maatregelen nodig.
  • Er dient sprake te zijn van objectieve verkeersonveiligheid en risico’s op verkeersonveiligheid.
7. De enkele niet nader onderbouwde stelling van de gemachtigde dat bij de onderhavige snelheidscontrole niet is voldaan aan deze voorwaarden, geeft geen aanleiding om de inleidende beschikking te vernietigen.
8. Gelet hierop zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.