ECLI:NL:GHARL:2022:7500

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
200.309.412
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na overeenstemming tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hebben de ouders van een minderjarige, geboren in 2017, overeenstemming bereikt over een nieuwe zorgregeling. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.A.H. Boom, en de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.G.M. Lodder, hebben in hoger beroep de bestaande zorgregeling, vastgesteld door de rechtbank Midden-Nederland, gewijzigd. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige elke zondag bij de vader verblijft, maar na overleg hebben de ouders de zorgregeling aangepast. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de zorgregeling te wijzigen, terwijl de vader verweer voerde en vroeg om de verzoeken van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2022 hebben de ouders, met de raad voor de kinderbescherming aanwezig, hun standpunten toegelicht. De raad adviseerde een zorgregeling waarbij de minderjarige om de twee weken een weekend bij de vader verblijft van vrijdagavond tot zondagavond, en in de weken dat zij niet bij de vader is, op dinsdagmiddag bij hem is. Dit advies werd door beide ouders ondersteund. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de nieuwe zorgregeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De ouders hebben hiermee een regeling getroffen die in het belang van de minderjarige is, waarbij rekening is gehouden met haar welzijn en de behoefte aan rust.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.412
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 534266)
beschikking van 30 augustus 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.H. Boom,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.G.M. Lodder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 25 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 6 april 2022;
  • het verweerschrift met productie;
  • het journaalbericht van mr. Boom van 10 juni 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2017 te [woonplaats1] .
3.2
[de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.3
In de beschikking van 19 mei 2021 heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige] elke zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijft.

4.De omvang van het geschil

4.1
In eerste aanleg heeft de vader de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 19 mei 2021 gewijzigd en de volgende zorgregeling vastgesteld:
  • [de minderjarige] verblijft elke woensdagmiddag uit school tot 18.30 uur bij de vader;
  • [de minderjarige] verblijft een keer in de veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader.
De rechtbank heeft de bestreden beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Na deze beslissing hebben de ouders de zorgregeling in onderling overleg aangepast in die zin dat de woensdagmiddag vervangen is door de donderdagmiddag.
4.2
De moeder is in hoger beroep gegaan tegen de bestreden beschikking. Daarbij heeft zij het hof verzocht om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen. In de beschikking van 31 mei 2022 heeft het hof dit verzoek afgewezen.
4.3
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gegaan. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen en om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.4
De vader voert verweer in hoger beroep. Hij vraagt het hof om de verzoeken van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren of haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De rechter kan op verzoek van de ouders of één van hen een zorgregeling uit een eerdere beschikking wijzigen, als de omstandigheden zijn gewijzigd (artikel 1:253a en artikel 377e van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kijkt daarbij naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zorgregeling.
5.3
De moeder heeft verteld dat de huidige zorgregeling erg vermoeiend is voor [de minderjarige] . Op vrijdagavond gaat [de minderjarige] om 18.00 uur naar de vader, terwijl zij dan al bijna naar bed moet. Daarbij komt dat [de minderjarige] dan al erg moe is, omdat zij op donderdag ook bij de vader is geweest. De moeder ziet wel dat [de minderjarige] dol is op haar vader en graag naar hem toe gaat.
5.4
De vader heeft verteld dat hij het belangrijk vindt om genoeg tijd met [de minderjarige] te kunnen doorbrengen. De vader ziet wel dat de wisselmomenten vermoeiend zijn voor [de minderjarige] .
5.5
Naar aanleiding van deze standpunten van de ouders heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling advies gegeven over de zorgregeling. De raad adviseert dat [de minderjarige] om de twee weken een weekend bij de vader is van vrijdagavond om 17.00 uur tot zondagavond om 18.30 uur en dat [de minderjarige] in de weken dat zij niet in het weekend naar de vader gaat, op dinsdagmiddag naar hem toegaat vanuit school tot 18.30 uur. Deze middag is gekozen nadat ouders op de zitting hierover overeenstemming hebben bereikt. De raad vindt dat het weekend bij de vader het beste op vrijdagavond kan beginnen, zodat [de minderjarige] een extra avond en nacht bij de vader is. De raad heeft toegelicht dat dit soort zorgmomenten, zoals samen eten en [de minderjarige] in bed leggen, belangrijk is voor de band tussen de vader en [de minderjarige] . Doordat [de minderjarige] iets eerder, om 17.00 uur, naar de vader gaat, kan [de minderjarige] op tijd naar bed. De vader heeft toegezegd dat hij [de minderjarige] steeds uiterlijk om 17.00 uur zal ophalen bij de buitenschoolse opvang (BSO). Als [de minderjarige] om de week doordeweeks naar de vader gaat, heeft zij meer rust.
5.6
De ouders hebben verteld dat zij het eens zijn met dit advies van de raad en deze zorgregeling willen gaan uitvoeren. Het hof neemt aan dat de ouders hun verzoeken daarmee hebben gewijzigd. Het hof zal bestreden beschikking vernietigen en de zorgregeling wijzigen, zoals de ouders zijn overeengekomen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 25 maart 2022;
wijzigt de beschikking van 19 mei 2021 en stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [de minderjarige] verblijft eens in de twee weken een weekend bij de vader van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.30 uur;
  • de vader haalt [de minderjarige] op vrijdagmiddag uiterlijk om 17.00 uur op bij de BSO;
  • in de weken dat [de minderjarige] niet in het weekend naar de vader gaat, verblijft zij op dinsdagmiddag bij de vader vanuit school tot 18.30 uur.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 30 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.