ECLI:NL:GHARL:2022:7485

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
21-004132-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep betreffende verzoek tot horen van getuigen in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2022 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een strafzaak tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Overijssel was veroordeeld. De verdachte had op 31 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 18 juli 2019 was uitgesproken. Tijdens de regiezitting op 17 augustus 2022 heeft de verdediging verzocht om drie getuigen te horen: medeverdachte [medeverdachte 1], diens partner [partner medeverdachte] en aangeefster [aangeefster]. De verdediging stelde dat het horen van deze getuigen noodzakelijk was voor een goed begrip van de feiten en de rol van de betrokkenen in de zaak. De advocaat-generaal verzette zich echter tegen het horen van deze getuigen, met het argument dat hun eerdere verklaringen al voldoende waren voor de bewijsvoering en dat er geen nieuwe relevante informatie te verwachten viel.

Het hof heeft de verzoeken van de verdediging uiteindelijk toegewezen en besloten dat de getuigen gehoord zullen worden. Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris, die belast is met de behandeling van strafzaken. Tevens heeft het hof het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, met de bepaling dat het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen tijdstip. De verdachte en de slachtoffers zullen ook opgeroepen worden voor de volgende zitting. Dit tussenarrest is een belangrijke stap in het proces, omdat het de mogelijkheid biedt om aanvullende getuigenverklaringen te verkrijgen die mogelijk van invloed zijn op de uitkomst van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004132-19
Uitspraak d.d.: 31 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Tussenarrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 18 juli 2019 met parketnummer 08-950638-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft op 31 juli 2019 tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 augustus 2022.
Het hof heeft kennis genomen van hetgeen naar voren is gebracht door hetgeen naar voren is gebracht door de advocaat-generaal en hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, naar voren is gebracht.

De verzoeken van de verdediging

Bij appelschriftuur van 10 augustus 2019 heeft de verdachte een aantal onderzoekswensen ingediend. De raadsman heeft in zijn schrijven van 14 juli 2022 aangegeven dat de verdediging persisteert bij het horen van drie getuigen en dat de overige onderzoekswensen vervallen. De gehandhaafde onderzoekswensen zijn ter terechtzitting van 17 augustus 2022 door de raadsman nader toegelicht.
De verdediging wenst medeverdachte [medeverdachte 1] , diens partner [partner medeverdachte] en aangeefster [aangeefster] als getuigen te horen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft volgens de raadsman tegenstrijdige verklaringen afgelegd en zijn verklaringen zijn door de rechtbank gebruikt voor het bewijs. Hoewel [medeverdachte 1] eerder al bij de rechter-commissaris is gehoord, heeft hij zich daar toen op zijn verschoningsrecht beroepen en heeft de verdediging haar ondervragingsrecht (nog) niet uit kunnen oefenen.
De verdediging wenst hem vragen te stellen over de feiten, zoals welke afspraken er zijn gemaakt, hoe de samenwerking was en wat er precies op 24 maart 2013 is gebeurd in [plaats] .
Mevrouw [partner medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij het raar vond wat er de laatste tijd was gebeurd met diverse gezamenlijke vermogensonderdelen. De getuige is eerder bij de rechter-commissaris gehoord en heeft zich toen op haar verschoningsrecht beroepen. De verdediging wenst haar, in het licht van het ten laste gelegde verdwenen geldbedrag, onder andere te bevragen over de herkomst van gelden, waarom er met bezit werd geschoven, en wat bijvoorbeeld de rol van haar echtgenoot was ten opzichte van verdachte.
Ten slotte heeft de verdediging verzocht om aangeefster [aangeefster] als getuige te horen. Aangeefster is weliswaar eerder bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daar ook inhoudelijk verklaard, maar zij is daar nog niet gehoord over twee sms-berichten en een telefonisch contact die zouden zijn gestuurd en zou hebben plaatsgevonden op 7 mei 2013. Voor de vaststelling van het feitencomplex, een afgewogen beoordeling van de rol van aangeefster in relatie tot [medeverdachte 1] en de verdeling van eventueel behaald voordeel is het volgens de raadsman noodzakelijk om haar over deze onderwerpen te bevragen. Het is voorts van belang om te achterhalen waar het geldbedrag van € 172.000,- is gebleven.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen het horen van de getuigen.
De verklaring van [medeverdachte 1] is door de rechtbank voor het bewijs gebezigd en het verzoek moet volgens de advocaat-generaal op basis daarvan, mede in het licht van de Keskin-jurisprudentie, in beginsel toegewezen worden. Deze verdachte is echter zelf ook in hoger beroep en het is maar de vraag of hij zich niet weer op zijn verschoningsrecht zal beroepen. In de motivering van de verdediging ziet de advocaat-generaal ook geen belang om [medeverdachte 1] opnieuw te laten horen.
Voor het verzoek om mevrouw [partner medeverdachte] (opnieuw) te horen geldt hetzelfde: zij heeft zich eerder op haar verschoningsrecht beroepen en de advocaat-generaal ziet niet in waarom dit nu anders zou zijn. Uit de motivering komt verder geen toegevoegde waarde naar voren voor de beantwoording van de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van strafvordering. Verdachte wordt niet in zijn belangen geschaad als wordt afgezien van deze gevraagde getuige.
Over het verzoek om mevrouw [aangeefster] opnieuw te horen heeft de advocaat-generaal opgemerkt dat de aangehaalde berichten van 7 mei 2013 naar haar idee wijzen op het onzichtbaar zijn van het vermeende binnengekomen bedrag op de rekening van aangeefster. Uit latere berichten blijkt dat het verwachte bedrag nooit zichtbaar is geweest en/of bijgeschreven is op de bankrekening. Op basis van de huidige onderbouwing wordt verdachte volgens de advocaat-generaal niet in zijn belangen geschaad als wordt afgezien van het horen van deze getuige.

Oordeel van het hof

Het hof wijst de verzoeken tot het horen van [medeverdachte 1] , [partner medeverdachte] en [aangeefster] als getuigen toe zal de stukken daartoe in handen stellen van de raadsheer-commissaris.
Het hof bepaalt verder dat de uitgewerkte processen-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris ook zullen worden gevoegd in de straf- en/of ontnemingszaken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuigen te horen:

[medeverdachte 1], geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende aan de [woonplaats 2] ;

[partner medeverdachte], geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] , wonende aan [woonplaats 3] ;

[aangeefster], geboren [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] , wonende aan de [woonplaats 4] .
Schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd en bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Beveelt de oproeping van de slachtoffers tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 31 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 31 augustus 2022.
Tegenwoordig:
mr. D. Visser, voorzitter,
H. de Koning, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.