Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
.
- de moeder en [naam1] (tezamen via een beeldverbinding),
- mr. Boom;
- [naam2] ;
- de vader en
- [naam3] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslagen van de ouders als bewindvoerders en mentoren van hun dochter [naam1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 17 november 2021 de ouders ambtshalve had ontslagen en [naam2] had benoemd als opvolgend bewindvoerder en mentor. De moeder stelde dat er geen gewichtige redenen waren voor haar ontslag en dat zij altijd betrokken was bij de financiën van [naam1].
Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in overweging genomen, waaronder de mondelinge behandeling op 2 augustus 2022. Het hof oordeelde dat er gewichtige redenen waren om de ouders als bewindvoerders te ontslaan, omdat zij niet in staat waren om het bewind gezamenlijk uit te voeren door een verschil in inzicht over wat in het belang van [naam1] was. Het hof bevestigde dat [naam2] als opvolgend bewindvoerder werd benoemd, gezien de slordige uitvoering van het bewind door de ouders.
Wat betreft het mentorschap oordeelde het hof anders. De moeder had in het verleden haar taken als mentor naar behoren vervuld en [naam1] wenste dat zij deze rol zou blijven vervullen. Het hof vernietigde daarom de beslissing van de kantonrechter over het ontslag van de ouders als mentoren en de benoeming van [naam2] als mentor. De beschikking van de rechtbank werd voor het overige bekrachtigd, voor zover deze in hoger beroep aan het oordeel van het hof was onderworpen.