ECLI:NL:GHARL:2022:7477

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.305.895
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van omgangsregeling tussen ouders met zorgen over emotieregulatie van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Shahbazi, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Beuwer, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij werd bepaald dat de omgang tussen de vader en het kind begeleid moet worden. Dit was noodzakelijk vanwege zorgen over de emotieregulatie van de vader, die door de moeder werd aangekaart. Het hof oordeelde dat de vader recht heeft op omgang, maar dat deze omgang onder begeleiding moet plaatsvinden totdat de zorgen over zijn emotieregulatie zijn weggenomen. De vader had in het verleden problemen vertoond tijdens omgangsmomenten, wat leidde tot angst bij het kind.

Het hof benadrukte dat het essentieel is dat de vader zich meldt voor hulpverlening gericht op emotieregulatie. De raad voor de kinderbescherming heeft ook geadviseerd dat de ouders samen een ouderschapsbemiddelingstraject moeten volgen na het afsluiten van het individuele traject van de vader. Het hof concludeerde dat de ouders verplicht zijn om de omgangsregeling zo goed mogelijk na te leven en dat zij actief op zoek moeten gaan naar alternatieven voor de begeleiding van de omgang, aangezien de huidige instantie niet altijd beschikbaar is. De beslissing van het hof is in het belang van het kind, dat behoefte heeft aan een stabiele relatie met de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.895
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 476647)
beschikking van 30 augustus 2022
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R. Shahbazi,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M. Beuwer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 21 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 21 januari 2022;
  • het verweerschrift.
2.2
Mr. Shahbazi heeft op 18 juli 2022 een journaalbericht met productie ingediend. Het hof is van oordeel dat de productie te laat is ingediend en laat deze buiten beschouwing.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juli 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming, verder: de raad.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2018.
3.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder heeft alleen het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij [de minderjarige] elke week onder begeleiding omgang heeft met de vader in een omgangshuis van [naam1] ;
  • de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gegaan tegen de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof:
- Primair om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, inhoudende dat de volgende omgangsregeling wordt vastgesteld:
o In de eerste maand is [de minderjarige] twee keer per week drie uur bij de vader;
o In de tweede maand is [de minderjarige] twee keer per week zes uur of drie keer per week vijf uur, waarvan één dag in het weekend bij de vader;
o In de derde maand is [de minderjarige] op zaterdag acht uur en op één doordeweekse dag vier uur bij de vader;
o Vanaf de vierde maand is [de minderjarige] drie weekenden per maand bij de vader, waarvan twee weekenden vanaf zaterdagmiddag 13.00 uur tot en met zondagmiddag 15.00 uur en één weekend vanaf vrijdagmiddag 15.00 uur tot en met zondagmiddag 15.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] haalt en brengt en daarnaast is [de minderjarige] doordeweeks vier uur bij de vader.
- Subsidiair om de raad te gelasten om onderzoek te doen naar welke omgangsregeling wenselijk is voor [de minderjarige] .
4.3
De moeder voert verweer in hoger beroep. Zij vraagt het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen, te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader en [de minderjarige] hebben recht op omgang met elkaar. De rechter kan op verzoek van een ouder een omgangsregeling vaststellen (artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW)). De rechter kijkt dan naar alle omstandigheden van het geval en neemt een beslissing die hij in het belang van het kind wenselijk vindt (artikel 1:253a BW).
5.2
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank na eigen onderzoek over en voegt hier het volgende aan toe.
5.3
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank geoordeeld dat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader begeleid moet worden om het vertrouwen tussen de ouders op te bouwen, vanwege het feit dat de vader moeite heeft met zijn emotieregulatie en de angsten die de moeder hierdoor heeft. De vader voert aan dat hij geen emotie- of agressieregulatieproblemen heeft en deze klachten ook niet herkent en dat de moeder niet heeft onderbouwd dat dit wel het geval is. Het hof volgt de vader niet in dit standpunt. De moeder heeft verschillende stukken overgelegd, waaruit blijkt dat er zorgen zijn over de emotieregulatie van de vader. Dit blijkt uit de rapportage van SAVE, het verslag van [naam2] en verklaringen van [naam3] , [naam4] en de [naam5] . In het verslag van [naam2] wordt een begeleid omgangsmoment omschreven van 18 maart 2020. De vader heeft zich tijdens dit omgangsmoment aanvallend en verbaal agressief gedragen tegenover de omgangsbegeleider en de moeder. De omgangsbegeleider heeft de omgang toen vroegtijdig gestopt, omdat [de minderjarige] zichtbaar angstig werd door het gedrag van de vader. Het hof is van oordeel dat uit de voornoemde stukken van de moeder voldoende blijkt dat er terechte zorgen bestaan over de emotieregulatie van de vader. Het hof is van oordeel dat – zolang deze zorgen nog bestaan, de vader deze niet herkent en geen stappen zet om zijn emotie beter te reguleren – de omgang tussen de vader en [de minderjarige] begeleid moet worden.
5.4
Het is aan de vader om de zorgen van de moeder weg te nemen. Dit kan hij doen door een hulpverleningstraject aan te gaan dat gericht is op emotieregulatie. Als de vader geen problemen heeft op dit gebied, zoals hij stelt, zal een hulpverleningstraject dat duidelijk maken. De raad heeft toegelicht dat zo’n traject in dat geval ook zeker niet lang hoeft te duren. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 23 september 2021 verteld hij zich wilde melden bij een praktijkondersteuner om hulp te krijgen bij zijn emotieregulatie. Het hof stelt echter vast dat de vader dit niet gedaan heeft. Aan het einde van de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader opnieuw verteld dat hij naar een praktijkondersteuner wil gaan. Het hof juicht dit toe, want dit is de manier waarop de vader kan laten zien of hij meer en/of onbegeleide omgang kan hebben met [de minderjarige] . Het hof merkt hierbij op dat wel essentieel is dat de vader zich bij de praktijkondersteuner meldt met een daadwerkelijke hulpvraag en met de intrinsieke motivatie om aan zichzelf te werken.
5.5
De raad heeft opgemerkt dat de ouders ook hulp nodig hebben om samen de omgang tussen de vader en [de minderjarige] goed te kunnen vormgegeven. De raad heeft het advies gegeven dat de vader eerst individueel hulp krijgt voor zijn emotieregulatie en dat de ouders daarna samen een ouderschapsbemiddelingstraject aangaan. Als de vader zijn individuele traject positief heeft afgesloten, ziet de raad wel mogelijkheden om tijdens de ouderschapsbemiddeling al te beginnen met het uitbreiden van de omgang.
5.6
De raad heeft verder opgemerkt dat een raadsonderzoek op dit moment geen toegevoegde waarde heeft, omdat uit het raadsonderzoek hetzelfde advies zal volgen als de raad al op zitting gegeven heeft. Dit zal dus inhouden dat er hulpverlening moet komen voor de vader en voor de ouders en dat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader in de tussentijd begeleid moet blijven. Het hof is van oordeel dat een raadsonderzoek niet nodig is, omdat het hof zich op basis van dit advies van de raad voldoende geïnformeerd acht. Bovendien zal een raadsonderzoek veel tijd kosten. [de minderjarige] zal daardoor langer moeten wachten tot de volgende stappen gezet kunnen worden in de omgang met de vader. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] .
5.7
Het hof is dus van oordeel dat de rechtbank de juiste zorgregeling heeft vastgesteld en dat op dit moment geen raadsonderzoek ingesteld moet worden. Het hof zal de verzoeken van de vader afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.8
Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op. Beide ouders hebben tijdens de zitting verteld dat de omgang tussen [de minderjarige] en de vader nog niet regelmatig en structureel verloopt. De vader heeft verteld dat hij [de minderjarige] regelmatig wekenlang niet ziet. De raad heeft verteld dat dit een bekend probleem is, doordat [naam1] niet altijd beschikbaar is om de omgang te begeleiden. Zij zijn bijvoorbeeld niet beschikbaar in de schoolvakanties.
5.9
Het hof merkt op dat het zeer belangrijk is dat [de minderjarige] en de vader wekelijks omgang met elkaar hebben. Dit hebben [de minderjarige] en de vader nodig om een band met elkaar op te bouwen en niet steeds opnieuw aan elkaar te hoeven wennen. Het hof merkt daarnaast op dat de ouders op grond van de beschikking van de rechtbank en op grond van deze beschikking van het hof ook verplicht zijn om de omgangsregeling zo goed mogelijk uit te voeren. Nu is gebleken dat dit via [naam1] niet (altijd) lukt, mag van de ouders verwacht worden dat zij actief op zoek gaan naar een alternatief voor [naam1] . Volgens de raad zijn in de regio Utrecht verschillende organisaties die omgang kunnen begeleiden. De ouders zouden zich bijvoorbeeld opnieuw kunnen wenden tot [naam2] .

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 21 oktober 2021;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 30 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.