In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Shahbazi, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin een omgangsregeling was vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Beuwer, verzocht het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij werd bepaald dat de omgang tussen de vader en het kind begeleid moet worden. Dit was noodzakelijk vanwege zorgen over de emotieregulatie van de vader, die door de moeder werd aangekaart. Het hof oordeelde dat de vader recht heeft op omgang, maar dat deze omgang onder begeleiding moet plaatsvinden totdat de zorgen over zijn emotieregulatie zijn weggenomen. De vader had in het verleden problemen vertoond tijdens omgangsmomenten, wat leidde tot angst bij het kind.
Het hof benadrukte dat het essentieel is dat de vader zich meldt voor hulpverlening gericht op emotieregulatie. De raad voor de kinderbescherming heeft ook geadviseerd dat de ouders samen een ouderschapsbemiddelingstraject moeten volgen na het afsluiten van het individuele traject van de vader. Het hof concludeerde dat de ouders verplicht zijn om de omgangsregeling zo goed mogelijk na te leven en dat zij actief op zoek moeten gaan naar alternatieven voor de begeleiding van de omgang, aangezien de huidige instantie niet altijd beschikbaar is. De beslissing van het hof is in het belang van het kind, dat behoefte heeft aan een stabiele relatie met de vader.