ECLI:NL:GHARL:2022:7456

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.298.990/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onverschuldigde betaling in de oliesector

In deze zaak heeft WellServices B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, waarin haar vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betalingen aan NWSC B.V. werd afgewezen. WellServices, een onderneming in de oliesector, had in 2019 maandelijks € 10.000,- aan NWSC betaald, maar stelde dat deze betalingen onverschuldigd waren. NWSC betwistte dit en stelde dat de betalingen voortvloeiden uit een overeenkomst. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij WellServices acht grieven heeft ingediend tegen het eerdere vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de betalingen aan NWSC niet zonder rechtsgrond zijn gedaan en dat het beroep op onverschuldigde betaling faalt. Het hof heeft de relevante feiten en de juridische argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en WellServices veroordeeld in de proceskosten van NWSC. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke overeenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen van afspraken in commerciële relaties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.298.990/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, 172992
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van
WellServices B.V.
gevestigd in Emmen,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie/verweerster in reconventie,
hierna te noemen:
Wellservices,
vertegenwoordigd door mr. G. van der Spek die kantoor houdt in Rotterdam,
tegen
NWSC B.V.
gevestigd in Erica,
verwerende partij in hoger beroep,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie/ eiseres in reconventie,
hierna te noemen:
NWSC,
vertegenwoordigd door mr. H.A. van Beilen die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Wellservices heeft hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 7 april 2021 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep van 6 juli 2021;
  • de memorie van grieven van 16 november 2021 met producties;
  • de memorie van antwoord van 25 januari 2022;
  • het arrest van 8 maart 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 10 augustus 2022 is gehouden. Ter gelegenheid daarvan heeft Wellservices nog een nieuwe productie in het geding gebracht.
Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Wellservices heeft in 2019 een aantal maandelijkse betalingen van € 10.000,- vermeerderd met btw aan NWSC gedaan. Volgens Wellservices waren deze betalingen onverschuldigd. Zij heeft, medio 2019, de terugbetaling ervan gevorderd. Volgens NWSC lag aan deze betalingen wel een overeenkomst ten grondslag en moest Wellservices deze betalingen nog tot en met januari 2020 voortzetten. Zij heeft op haar beurt de betaling van de op dat moment nog niet betaalde maandtermijnen gevorderd. De rechtbank heeft de vordering van Wellservices afgewezen en de vordering van NWSC toegewezen. Wellservices heeft, na betekening en beslaglegging, aan het vonnis van de rechtbank voldaan.
2.2
De bedoeling van Wellservices met het hoger beroep is dat de vordering van NWSC alsnog wordt afgewezen en dat de vordering van Wellservices alsnog wordt toegewezen. Wellservices heeft daarvoor acht bezwaren (grieven) tegen het vonnis geformuleerd. Het hof is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en zal die beslissing hierna motiveren. Daarbij zullen eerst de relevante feiten worden weergegeven en daarna het juridische oordeel.

3.De relevante feiten

3.1
Wellservices is een in 2004 opgericht bedrijf dat zich onder meer bezighoudt met de optimalisatie van de opbrengst van onshore en offshore (aard)olie- en gaswinningsinstallaties. Het bedrijf heeft wereldwijd 17 vestigingen en staat onder leiding van haar grootaandeelhouder [naam1] .
3.2
NWSC is de vennootschap van haar oprichter en bestuurder [naam2] , waarin [naam2] advies geeft aan bedrijven op het gebied van de (aard)olie en gaswinningsinstallaties.
3.3
[naam2] en [naam1] kennen elkaar al 35 jaar. [naam2] is in de eerste jaren van Wellservices bij haar in dienst geweest. Daarna heeft [naam2] enige jaren voor de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) gewerkt. NAM was geen relatie van Wellservices.
3.4
Wellservices en NWSC hebben op 2 november 2015 een overeenkomst van opdracht gesloten, die is uitgewerkt in een schriftelijk contract. Op grond van deze overeenkomst moest [naam2] potentiële nieuwe opdrachtnemers benaderen en een marktanalyse maken, tegen een uurtarief van € 65,- en een omvang van de werkzaamheden van 40 uur per week. In de overeenkomst was opgenomen dat geen arbeidsovereenkomst was beoogd. De overeenkomst eindigde van rechtswege op uiterlijk 31 oktober 2018. Tot januari 2017 heeft NWSC maandelijks een daarmee corresponderend bedrag aan Wellservices in rekening gebracht, waarvan de hoogte alleen varieerde al naar gelang het aantal werkdagen in die maand en de in rekening gebrachte onkosten.
3.5
In januari 2017 heeft NWSC een overeenkomst van opdracht gesloten voor advieswerk voor Top Tools GmbH te Vechta, een leverancier/ verhuurder van specialistisch materieel voor de mijnbouwindustrie (verder: Top Tools) waarvan Wellservices de belangrijkste afnemer is en waarin [naam1] een belang had. [naam2] was ook aandeelhouder van Top Tools geworden. In de maanden januari tot mei 2017 heeft NWSC geen facturen aan Wellservices gezonden.
3.6
In januari 2017 heeft NAM een tender uitgeschreven - voor een contract met een voor Wellsservices hoge omzet - waarop Wellservices heeft ingeschreven en welke opdracht haar in mei 2017 werd gegund. Daarna moesten nog contractonderhandelingen worden gevoerd. Het uiteindelijke contract is in januari 2018 getekend.
3.7
[naam2] heeft ten behoeve van deze tender en deze contractonderhandelingen werkzaamheden uitgevoerd. Vanaf mei 2017 tot en met april 2018 heeft NWSC maandelijkse facturen voor een vast bedrag (€ 10.000 plus btw) verzonden onder de omschrijving ‘Management Fee contract support’ die door Wellservices zijn voldaan.
3.8
Op 5 juni 2017 heeft [naam3] , destijds office support manager bij Wellservices en kamergenote van [naam2] (verder: [naam3] ) een Purchase Order opgesteld voor WSG Coil Services B.V. met als omschrijving ‘contract and tender support Nam 1 piece(s) € 25.000,-’. [naam2] heeft haar diezelfde dag gemaild: “Bedankt voor de PO echter er mist een nul!”.
3.9
Tussen Wellservices en Top Tools zijn eind 2018 problemen ontstaan over betalingsachterstanden van Wellservices. [naam2] en [naam1] hebben hierover op
28 december 2018 gesproken.
3.1
[naam2] heeft op 31 januari 2019 aan [naam3] gemaild:
“Zie hierbij de bijgevoegde factuur voor de maand januari voor continuering van de betalingen zoals overeengekomen met de heer [naam1] op 28 december jl.
Omdat het een pro-forma factuur is, kunt je mij dan informeren over het betalingsschema zodat ik je daarna kan voorzien van de officiële factuur zodat beide partijen aan hun belastingverplichtingen kunnen voldoen?”.
[naam3] heeft dit mailtje op 1 februari 2019 doorgezonden aan [naam1] met de volgende vraag: “Hoi [naam1] , klopt dit? En heb je iets afgesproken over de betaaltermijn?”
[naam1] heeft daarna op 2 februari 2019 aan [naam2] gemaild (met een CC aan [naam3] ):
“Beste [naam2] ,
Jouw fakturen zijn weer in het systeem opgenomen en kunnen de komende 12 maanden verstuurd worden. Graag zouden wij een 30 dagen betalingstermijn willen hanteren. Dit geeft ons meer flexibiliteit in de betalingen. BvD voor je begrip.
Groet [naam1] .”
Op de factuur voor januari 2019 stond ‘Management Fee contract support, month Jan 2019.’
Deze factuur is 31 januari 2019 ingeboekt in het systeem van Wellservices en op 18 maart 2019 betaald.
3.11
NWSC heeft daarna maandelijks facturen voor eenzelfde bedrag en met eenzelfde omschrijving aan Wellservices gezonden. Deze facturen zijn door Wellservices voldaan, als laatste de factuur over de maand juni 2019 op 19 augustus 2019.
3.12
Daarna zijn er weer problemen geweest rond openstaande facturen van Top Tools aan Wellservices. Daarop heeft Wellservices de betaling van de inmiddels verzonden facturen van NWSC over de maanden juli en augustus 2019 tegengehouden.
3.13
Op 23 september 2019 heeft [naam1] aan [naam2] een brief geschreven met de volgende inhoud:
“Geachte heer [naam2] ,
Op 2 november 2015 is Well Services Group een "Overeenkomst van opdracht"
met NWSC B.V. aangegaan voor de duur van de opdracht, doch ten hoogste voor
drie jaar. Zij eindigde van rechtswege op 31 oktober 2018 of zoveel eerder als de opdracht afgerond is, zonder dat daarvoor enige opzegging nodig is. Nu blijkt uit onze administratie dat er sinds einde opdracht nog steeds maandelijkse facturen worden gestuurd door NWSC B.V. Wij kunnen in onze administratie geen documenten vinden die deze facturen ondersteunen of vergoelijken.
WSG heeft dan ook besloten om de facturen 2154 en 2156 niet meer te vergoeden.
De facturen zullen dan ook worden teruggestuurd naar NWSC B.V.
Na intern overleg over de facturen die wel (onbedoeld) betaald zijn na 31 oktober
2018 is er besloten gezien de goede relatie en de uitstekend uitgevoerde opdracht
(die per 31 oktober 2018 eindigde) om deze betalingen in der minne te schikken.
De intern geldende coulance regeling zal worden toegepast: dit betekent dat de
gestuurde en betaalde facturen na 31 oktober 2018 gezien worden als onderdeel
van de "overeenkomst van opdracht" die per 31 oktober 2018 wegens rechtswege
beëindigt is zonder dat daarvoor enige opzegging nodig is. Alle rechten en weren
voorbehouden. Voor de duidelijkheid: WSG zal geen gebruik maken van het recht
om deze gelden terug te halen.
Well Services Group wil de heer [naam2] bij deze bedanken voor zijn getoonde
inzet en de uitgevoerde werkzaamheden en wenst hem veel succes in de toekomst.”

4.Het oordeel van het hof

De grondslag van de betalingen van Wellservices aan NWSC in 2019
4.1
Volgens NWSC is op enig moment tussen [naam2] en [naam1] de afspraak gemaakt dat Wellservices € 250.000 bonus zou betalen voor het binnenhalen van het contract met NAM, dat ook als vergoeding gold voor het niet nakomen van eerdere toezeggingen van [naam1] om aandelen te geven in Wellservices. [naam2] heeft in de loop van de procedure wisselende verklaringen afgelegd over het moment waarop deze afspraak zou zijn gemaakt.
4.2
Wellservices heeft het bestaan van deze afspraak ontkend. Volgens haar zijn in december 2018 afspraken gemaakt dat [naam2] nieuwe projecten voor Wellservices zou gaan verwerven in het Midden-Oosten; daarop zou de betalingsafspraak van februari 2019 zien, maar die werkzaamheden zijn nooit van de grond gekomen. Afspraken over het verstrekken van aandelen in Wellservices zijn volgens [naam1] nooit gemaakt. Wel heeft [naam1] [naam2] in de gelegenheid gesteld aandelen in Top Tools aan te schaffen.
4.3
Het hof oordeelt dat voor het bestaan van een afspraak in de door [naam2] gestelde zin pleit dat Wellservices vanaf mei 2017 € 10.000 excl. btw maandelijks aan NWSC heeft betaald gedurende één jaar zonder dat [naam2] in die periode 40 uur per week ten behoeve van Wellservices werkte. Partijen verschillen over het aantal uren dat [naam2] in die periode nog aan de contractonderhandelingen met NAM heeft besteed. Volgens [naam2] in hoger beroep ging het gemiddeld om iets meer dan 2 uur per week; volgens [naam1] ging het om meer uren, maar ook hij heeft in hoger beroep niet kunnen toelichten dat het door [naam2] bestede aantal uren in de buurt van 40 uur per week kwam. Daarbij staat vast dat [naam2] /NWSC in die periode ook verplichtingen tegenover Top Tools had die ook in de orde van grootte van 40 uur per week lagen. Verder pleit voor de stellingen van NWSC dat (volgens Wellservices door [naam2] ) op 5 juni 2017 aan [naam3] opdracht is gegeven voor het opstellen van een Purchase Order voor contract en tender support NAM van een bedrag van € 25.000,- waarbij [naam2] direct heeft aangegeven dat daarbij een ‘0’ ontbrak en, zwaarwegender, dat [naam1] in februari 2019 toestemming heeft gegeven aan [naam2] om ook voor de volgende 12 maanden weer facturen van € 10.000,- te verzenden. De pro-formafactuur voor de maand januari 2019 heeft Wellservices opgenomen in haar administratie en betaald zonder dat een verdere factuur nodig was. Daarmee heeft Wellservices aan [naam2] dus 18 betalingen gedaan van € 10.000,- en had zij nog zeven betalingen van € 10.000,- toegezegd, bij elkaar het bedrag van € 250.000,-.
4.4
Daarentegen is voor de kale stelling van Wellservices dat aan de betalingstoezegging uit februari 2019 een nieuwe, niet uitgevoerde overeenkomst voor werkzaamheden in het Midden-Oosten ten grondslag zou liggen, geen onderbouwing geleverd. Dat [naam2] in 2016 mee is geweest naar de Grand Prix van Abu Dhabi en dat jaar ook Iran heeft bezocht, levert geen aanwijzing op voor het bestaan van de door Wellservices gestelde afspraak voor het jaar 2019. In de e-mailwisseling rond 1 februari 2019 die hiervoor onder 3.10 is weergegeven, wordt nergens gerefereerd aan werkzaamheden in het Midden-Oosten die [naam2] zou moeten verrichten als tegenprestatie. Vast staat dat [naam2] in januari 2019 ook geen werkzaamheden voor Wellservices heeft verricht. De bijgevoegde factuur over de maand januari 2019 is door [naam1] , zonder enige opmerking daarover, geaccepteerd en vervolgens enige weken later ook uitbetaald. Wellservices heeft ook in de maanden daarna [naam2] nooit aangesproken op het niet-verrichten van werkzaamheden in het Midden-Oosten. Ook in de brief van 23 september 2019 van [naam1] wordt hierover met geen woord gerept en heeft [naam1] het alleen maar over de overeenkomst van 2015 die was afgelopen. [naam1] heeft voor het ontbreken van verwijzingen in die brief naar de door Wellservices gestelde afspraak ook op de zitting van het hof geen sluitende verklaring kunnen geven.
4.5
Het hof oordeelt dat Wellservices onvoldoende heeft gesteld voor haar alternatieve verklaring voor de betalingstoezegging van 2 februari 2019. Het hof gaat daarom voorbij aan het bewijsaanbod om voor deze stelling [naam1] nog als getuige te horen.
4.6
De grieven 3 tot en met 7 die zich keren tegen het oordeel van de rechtbank dat voor de betalingen in 2019 een voldoende grondslag aanwezig is, falen. Datzelfde geldt voor zover het oordeel van de rechtbank wordt aangevochten dat Wellservices ook nog de resterende termijnbedragen diende te voldoen die voortvloeiden uit de door [naam1] geaccordeerde afspraak, die bestond uit het betalen van nog 12 termijnen ná de betaling van de factuur over de maand januari 2019.
Het beroep op rechtsverwerking
4.7
Het hof heeft hiervoor geoordeeld dat de betalingen door Wellservices in 2019 niet zonder rechtsgrond zijn voldaan, waarmee haar beroep op onverschuldigde betaling niet opgaat. In dat licht is het antwoord op de vraag of Wellservices haar recht om zich op onverschuldigde betaling te beroepen zou hebben verwerkt, niet meer van belang voor de beoordeling van dit geschil. Het hof is het overigens met de rechtbank eens dat [naam1] in zijn brief van 23 september 2019 zonder voorbehoud heeft verklaard dat Wellservices de op dat moment al betaalde bedragen niet zou terugvorderen en dat die brief daarmee ook in de weg staat aan toewijzing van een vordering tot terugbetaling. De grieven 1 en 2 treffen daarmee geen doel.
De slotsom
4.8
Omdat de hoofdvordering van Wellservices niet toewijsbaar is, zijn ook haar nevenvorderingen niet toewijsbaar; daarmee slaagt ook haar grief 8 niet. De verdere bewijsaanbiedingen van Wellservices zijn niet relevant: het hof gaat ervan uit dat [naam2] [naam3] opdracht heeft gegeven voor het opstellen van de Purchase Order, zoals Wellservices stelt. Het horen van [naam3] en [naam4] over de positie van [naam3] binnen Wellservices is daarmee niet relevant voor de beoordeling van deze zaak.
4.9
Het hof zal Wellservices, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van deze procedure veroordelen, bestaande uit het van NWSC geheven griffierecht (€ 5.610,-) en op 2 punten naar tarief V à 3.278,- per punt voor het salaris van de advocaat. De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 7 april 2021;
2. veroordeelt Wellservices tot betaling van de volgende proceskosten van NWSC
a. € 5.610,- aan griffierecht;
b. € 6.556,- aan salaris van de advocaat van NWSC (2 procespunten x appeltarief V);
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.E.L. Fikkers en O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 augustus 2022.