ECLI:NL:GHARL:2022:7432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.292.063
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over erfrechtelijke geschillen, inclusief vruchtgebruik en partnerpensioen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De zaak betreft de nalatenschap van de heer [de erflater], die op 9 december 2018 overleed. Hij was gehuwd met [appellante1] onder huwelijkse voorwaarden die een gemeenschap van goederen uitsloten. De dochter van de erflater uit een eerdere relatie, [geïntimeerde2], werd benoemd tot enig erfgenaam in het testament van 22 september 2015. De appellanten, [appellante1] en [appellante2], stelden dat zij recht hadden op een verzorgingsvruchtgebruik en een partnerpensioen, en voerden verschillende grieven aan tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, dat hen in het ongelijk had gesteld.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellante2] de helft van de hypotheekrente van het [woonplaats1] appartement moest betalen en dat [appellante1] de Mini Cooper aan [geïntimeerde2] moest ter beschikking stellen. De appellanten vorderden in hoger beroep onder andere dat Mipaco c.s. niet-ontvankelijk verklaard zouden worden in hun vorderingen en dat de rechtbank de schadevergoeding in verband met de Mini zou afwijzen. Het hof oordeelde dat de grieven van de appellanten faalden, met uitzondering van de grief met betrekking tot de kosten van de Mini, die alsnog aan Mipaco c.s. werden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de vordering van Mipaco c.s. op [appellante1] ten bedrage van € 14.331,50 afwees en veroordeelde [appellante1] tot betaling van dit bedrag aan [geïntimeerde2].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.292.063
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 368582)
arrest van 30 augustus 2022
in de zaak van

1.[appellante1] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna te noemen: [appellante1] ,
en

2.[appellante2] ,

wonende te [woonplaats2] ,
hierna te noemen [appellante2] ,
appellanten in het principaal hoger beroep, geïntimeerden in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
[appellante1] en [appellante2] hierna tezamen ook te noemen: [appellanten] ,
advocaat: mr. A.D.J. van Ruyven te De Bilt,
tegen:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mipaco B.V.,

gevestigd te Ridderkerk,
hierna te noemen: Mipaco,

2.[geïntimeerde2] ,

wonende te [woonplaats3] ,
hierna te noemen: [geïntimeerde2] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep, appellanten in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,
Mipaco en [geïntimeerde2] hierna tezamen ook te noemen: Mipaco c.s.,
advocaat: mr. Surquin te Arnhem.

1.Het verder verloop van de procedure bij hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 april 2022 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte aan de [appellanten] van 30 mei 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 juni 2022.
1.3
Het hof heeft arrest bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op 9 december 2018 is te Hilversum overleden de heer [de erflater]
(hierna: erflater).
2.2
Erflater was ten tijde van zijn overlijden onder huwelijkse voorwaarden gehuwd
met [appellante1] . De huwelijkse voorwaarden sluiten iedere huwelijksgoederenrechtelijke gemeenschap uit.
2.3
[geïntimeerde2] is een dochter van erflater uit een eerdere relatie. [appellante2] is de dochter van [appellante1] uit een eerdere relatie.
2.4
Erflater heeft over zijn nalatenschap beschikt bij testament van 22 september 2015. [geïntimeerde2] is enig erfgenaam. In het testament is voor zover van belang, het volgende opgenomen:

(…)
artikel 1 Erfstelling
1k benoem tot mijn enig en algeheel erfgename: mijn dochter [geïntimeerde2] voornoemd.
(…)
artikel 4 Legaat van (vruchtgebruik) woning
Ik bepaal dat artikel 4.3.1 van het Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijft. Ik legateer aan mijn erfgename [geïntimeerde2] voornoemd en aan de dochter van mijn echtgenote [appellante2] , geboren te [plaats1] [in] negentienhonderd eenennegentig samen mijn woning aan de [adres1] te [woonplaats1] of de woning die daarvoor in de plaats is gekomen, danwel mijn aandeel in die woning. Ik legateer aan mijn echtgenote het recht van vruchtgebruik van mijn woning aan de [adres1] te [woonplaats1] of de woning die daarvoor in de plaats is gekomen, danwel mijn aandeel in die woning.
De eventuele (hypothecaire) geldleningen) op woning komen voor rekening van mijn erfgenamen.
Met betrekking tot het recht van vruchtgebruik gelden de volgende bepalingen:
a. Vestiging van het vruchtgebruik
Het vruchtgebruik zal ingaan op de dag van mijn overlijden en moet zo spoedig mogelijk na de dag van mijn overlijden worden gevestigd.
(…)
e. Gebruik en vruchtgenot
(…)
De hoofdgerechtigde is verplicht de rente van schulden die betrekking hebben op de goederen waarop het vruchtgebruik rust voor haar rekening te nemen.
(…)”.
2.5
Erflater was eigenaar van het appartement aan de [adres1] 150 te [woonplaats1] (hierna: het [woonplaats1] appartement).
2.6
Tot de nalatenschap behoren onder meer aandelen in het kapitaal van Mipaco. Mipaco houdt de aandelen in, en is bestuurder van, drie dochtervennootschappen. Eén van deze vennootschappen is de vennootschap naar Spaans recht Mipaco Gestion Patrimonial SL (hierna: de Spaanse vennootschap). De overige vennootschappen zijn vennootschappen naar Nederlands recht. [geïntimeerde2] is de enig bestuurder van Mipaco.
2.7
De Spaanse vennootschap is eigenaar van een appartementsrecht gelegen aan [adres2] (hierna: het Spaanse appartement). Dit appartement werd door erflater en [appellante1] gebruikt.
2.8
Bij brief van 10 augustus 2017 heeft mr. D.A. van der Plas RB namens erflater aan de belastingdienst geschreven dat erflater voornemens was 15% van de aandelen in het kapitaal van Mipaco over te dragen aan [appellante1] en [geïntimeerde2] . In de brief staat ook een waardering van de aandelen in Mipaco waarbij de waarde voor die 15% wordt gesteld op € 85.717,-.
2.9
In een document getiteld “overeenkomst tussen [de erflater] en [appellante1] ” van
7 november 2017 staat onder meer:

(…) [appellante1] leent aan [de erflater] een bedrag van Euro 50.000,00. Dit bedrag wordt met 10% rente terugbetaald over een periode van 6 maanden. Totaal terug te betalen bedrag zal zijn Euro 55.000, 00 (... )”.
Een document voorzien van handtekeningen van erflater en [appellante1] van 15 juli 2018 bevat een gelijkluidende tekst.
2.1
Mipaco is een financial leaseovereenkomst aangegaan voor de lease van een Fiat 500 Lounge met kenteken [kenteken1] . De Fiat is was het begin van de leaseovereenkomst in gebruik bij [appellante2] en stond op de balans van Mipaco. Mipaco heeft de leaseovereenkomst op 7 november 2019 afgekocht. De Fiat is op 15 december 2019 door [appellante2] aan Mipaco teruggegeven.
2.11
Erflater heeft op 11 juni 2018 in Nederland een auto gekocht van het merk Mini Cooper S. Het Nederlandse kenteken was [kenteken2] . de auto is naar Spanje uitgevoerd en heeft daar het kenteken [kenteken3] gekregen. De Mini stond ten tijde van het overlijden van erflater op zijn naam en werd door hem en [appellante1] gebruikt wanner zij in Spanje verbleven.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
In de procedure bij de rechtbank heeft Mipaco vorderingen ingesteld tegen [appellante2] en [geïntimeerde2] tegen [appellante1] en [appellante2] . Die hebben op hun beurt vorderingen ingesteld tegen zowel Mipaco als [geïntimeerde2] (al dan niet in haar hoedanigheid van bestuurder van Mipaco).
3.2
De rechtbank heeft:
  • voor recht verklaard dat [appellante2] gehouden is de helft van de hypotheekrente te betalen van het [woonplaats1] appartement;
  • [appellante2] veroordeeld de Fiat binnen één week na dit vonnis aan Mipaco ter beschikking te stellen, in de staat waarin [appellante2] deze auto onder zich heeft gekregen, behoudens normale slijtage, inclusief alle bijbehorende sleutels en bescheiden door overschrijving van deze auto op naam van Mipaco;
  • [appellante2] veroordeeld om aan Mipaco te betalen de door haar geleden schade, begroot op € 11.051,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
  • [appellante2] veroordeeld om met ingang van 1 maart 2020 iedere maand een bedrag van € 359,32 te betalen aan [geïntimeerde2] als bijdrage in de maandelijkse hypotheekrente;
  • [appellante2] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde2] van € 6.014,79 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.389,79 vanaf 1 december 2019;
  • [appellante1] veroordeeld om de Mini aan [geïntimeerde2] ter beschikking te stellen, in de staat waarin [appellante1] de auto onder zich heeft gekregen. behoudens normale slijtage, inclusief alle bijbehorende sleutels en bescheiden
  • [geïntimeerde2] veroordeeld om volledig mee te werken aan de verdeling van de eenvoudige gemeenschap bestaande uit het [woonplaats1] appartement door verkoop en levering van het aan [appellante2] toekomende onverdeelde aandeel in dat appartementsrecht aan [geïntimeerde2] of aan een derde tegen 50% van de waarde van het appartementsrecht rekening houdend met het vruchtgebruik van [appellante1] ;
  • Mipaco veroordeeld om aan [appellante1] te betalen het weduwenpensioen op grond van de Pensioenovereenkomst van 20 december 2013 van € 3112,45 per jaar, waarbij is overwogen dat Mipaco al tot en met het jaar 2021 heeft voldaan;
  • de kosten gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
  • het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard (met uitzondering van de verklaring voor recht);
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.

4.De grieven en de beoordeling daarvan

4.1
[appellanten] zijn met zes grieven in hoger beroep gekomen. Zij vorderen dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
I. Mipaco c.s. niet-ontvankelijk te verklaren in hun respectievelijke vorderingen op [appellanten] ;
II. Mipaco c.s. niet-ontvankelijk te verklaren, althans hun vordering(en) op [appellanten] af te wijzen als zijnde ongegrond, althans onvoldoende bewezen;
III. Mipaco c.s. op te dragen bewijs te overleggen van de financiering van het appartement in Spanje en de inboedel van het appartement in Spanje; de ontvangstbewijzen, althans stortingen van de geldleningen verstrekt door [appellante1] aan erflater en/of Mipaco, alsmede de financiële gegevens betreffende de Jelly Beans, althans de herkomst van het geld waarmee deze betaald zijn en wat daarna met dat geld gebeurd is;
IV. Mipaco c.s. te veroordelen tot afgifte van de beide auto's met toebehoren aan respectievelijk [appellante2] en [appellante1] ;
V. Mipaco c.s. te veroordelen tot betaling van een bedrag per maand ter zake van pensioen van €. 3.400,- netto althans een zodanig bedrag als het hof zal vermenen te behoren;
VI. [geïntimeerde2] te veroordelen om het door [appellante1] aan erflater geleende bedrag van €.187.454,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verstrekking tot aan de dag van algehele inlossing, althans vanaf de dag van dagvaarding;
VII. Mipaco c.s. te veroordelen tot betaling van de kosten zoals deze [appellanten] gemaakt zijn in het kader van alle geschillen waar het gaat om kosten die het gevolg zijn van het opgeven van de Fiat als gestolen, de kosten van het NFO in verband met het onderzoek naar de (echtheid van de) handtekeningen van erflater, eventuele kosten die nog gemaakt worden in verband met een accountantsinschakeling en/of andere deskundigen (pensioen) in het kader van deze procedure, tot nu toe begroot op €. 5.129,13 inclusief de betaling aan Mipaco van €. 2.000,= door [appellante1] , althans een zodanig bedrag als het hof zal vermenen te behoren;
VIII. Voor recht te verklaren dat aan [appellante1] een pensioen toekomt van € 2.700,= netto per maand, althans een zodanig bedrag het hof zal vermenen te behoren;
IX. Voor recht te verklaren dat aan [appellante1] het verzorgingsvruchtgebruik toekomt en zij (ruim) op tijd haar rechten ter zake bekend heeft gemaakt;
X. Mipaco c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in beide instanties te veroordelen inclusief salaris advocaat en nakosten.
4.2
Mipaco c.s. concluderen tot afwijzing van het gevorderde en komen ook zelf met één grief in hoger beroep. Zij vorderen dat het hof het bestreden vonnis op een punt zal vernietigen en opnieuw rechtdoende [appellante1] te veroordelen om aan [geïntimeerde2] te vergoeden de geleden schade van € 14.331,50 in verband met de Mini en in de kosten van het incidentele hoger beroep.
4.3
[appellanten] concluderen tot afwijzing van het gevorderde in incidenteel hoger beroep.
Fiat 500
4.4
De eerste grief van [appellanten] betreft het oordeel van de rechtbank dat [appellante2] de Fiat terug moet geven aan Mipaco en dat zij € 11.051,15 aan Mipaco moet betalen in verband met de Fiat. Zij stellen dat de auto eigenlijk een gift van erflater aan [appellante2] was voor haar verjaardag, dat zij de auto ook samen met erflater heeft uitgezocht maar dat de auto vervolgens om fiscale redenen op naam van Mipaco is gezet. [appellante2] heeft ook meebetaald doordat haar vorige auto is ingeruild bij de aankoop van de Fiat.
4.5
Het hof is van oordeel dat de grief faalt. De rechtbank heeft vastgesteld dat Mipaco eigenaar is van de Fiat en de lening die voor de aanschaf van de auto was aangegaan, heeft voldaan. Daarmee is terecht als uitgangspunt genomen dat Mipaco als eigenaar van de Fiat heeft te gelden. [appellanten] hebben tegenover dit uitgangspunt onvoldoende onderbouwd gesteld dat erflater de Fiat aan [appellante2] heeft geschonken. Dat [appellante2] samen met erflater naar de dealer is geweest en invloed heeft gehad op de keuze van het model en de kleur is onvoldoende zwaarwegend. Het is niet ongebruikelijk dat bijvoorbeeld werknemers invloed hebben op de auto ‘van de zaak’ waarin zij rijden, maar dat maakt hen geen eigenaar. Ook de omstandigheid dat de auto van [appellante2] is ingeruild bij de aanschaf van de Fiat is onvoldoende zwaarwegend. Mipaco c.s. hebben gesteld dat het bij Mipaco gebruikelijk is dat werknemers een privé bijdrage betalen voor een leaseauto en die stelling hebben [appellanten] niet betwist. Genoemde omstandigheden zijn in onderlinge samenhang bezien evenmin voldoende zwaarwegend. Er zijn ook overigens geen feiten gesteld waaruit zou blijken dat erflater de bedoeling had om de Fiat, op het moment van het aangaan van de financial leaseovereenkomst door Mipaco of na ommekomst daarvan, aan [appellante2] te schenken.
4.6
Terecht stelt Mipaco c.s. dat [appellanten] in het hoger beroep niet hebben gesteld dat dat de hoogte van de door de rechtbank toegewezen schadevergoeding in verband met de discussie tussen partijen over de Fiat niet juist is. Het hof zal daarom van het bedrag van € 11.051,15 uitgaan. En omdat hiervoor al is vastgesteld dat Mipaco gedurende de periode dat de kosten zijn gemaakt eigenaar van de Fiat was en haar eigendomsrecht tegenover [appellante2] had ingeroepen, heeft de rechtbank op de juiste gronden, die het hof, na eigen onderzoek, overneemt en tot de zijne maakt, [appellante2] veroordeeld tot vergoeding daarvan.
Rente [woonplaats1]
4.7
De tweede grief van [appellanten] betreft de rente die verschuldigd is over de hypothecaire leningen waarmee het [woonplaats1] appartement is gefinancierd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellante2] verklaard dat zij erkent dat zij de helft van de rente moet betalen. [geïntimeerde2] heeft verklaard dat de aflossingen geheel voor haar rekening dienen te komen, en dat die niet opgenomen zijn in het bedrag dat zij van [appellante2] vordert. Die stelling komt het hof, gelet op het termijnbedrag afgezet tegen de hoogte van de leningen, juist voor. De grief faalt.
Mini
4.8
De derde grief van [appellanten] en de incidentele grief van Mipaco c.s. gaan allebei over de Mini. Het hof zal deze grieven gezamenlijk behandelen. [appellante1] stelt dat zij de auto van erflater gekregen heeft voor haar verjaardag en dat zij de auto zelf heeft uitgezocht. Zij biedt bewijs aan van haar stelling. De auto stond volgens [appellante1] niet op haar naam, maar op naam van Mipaco omdat Mipaco om administratieve redenen de auto in Spanje wel te naam kon stellen en zij niet.
4.9
Mipaco c.s. voeren aan dat de auto zowel in Nederland als in Spanje op naam van erflater heeft gestaan en tot de dood van erflater diens eigendom is geweest. Zij leggen stukken over waaruit de juistheid van die stelling naar het oordeel van het hof ook kan worden afgeleid. Dit blijkt uit zowel de betaling aan de dealer op 12 juni 2018 met omschrijving “
Mini met kenteken [kenteken2]” als uit de rekeningen op naam van erflater van de gemeente Mijas met betrekking tot de auto, dan inmiddels met kenteken
[kenteken3].
4.1
In de procedure bij de rechtbank heeft [appellante1] gesteld dat zij heeft meebetaald. In hoger beroep herhaalt zij die stelling niet. Er zijn geen aanknopingspunten voor die stelling in het dossier aangetroffen. In hoger beroep stelt zij dat de auto niet op haar naam is gesteld maar op die van Mipaco. Ook voor die stelling zijn geen aanknopingspunten te vinden in het dossier. Uit het dossier blijkt wel dat erflater de auto heeft betaald en dat de Mini in Nederland en (later) in Spanje op zijn naam stond. Aangezien partijen buiten gemeenschap van goederen waren gehuwd, had bij een beoogde eigendomsoverdracht (ook) wijziging van de tenaamstelling voor de hand gelegen. Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat [appellanten] hun stelling dat de auto aan [appellante1] is geschonken, gelet op de gemotiveerde betwisting door Mipaco, onvoldoende hebben gemotiveerd om toegelaten te kunnen worden tot het bewijs van die stelling. De derde grief van [appellanten] faalt.
4.11
Uit het hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de Mini door het overlijden van erflater eigendom van [geïntimeerde2] is geworden. [geïntimeerde2] heeft bij brief van 2 januari 2019 haar eigendom opgeëist bij [appellante1] . [appellante1] is daar echter aan voorbijgegaan en heeft de auto aan de vooravond van de rechtelijke beslissing (in eerste aanleg) over de eigendom verkocht. Vast staat dat [appellante1] gedurende langere tijd zonder recht of titel het gebruik van de auto heeft gehad. De in die periode door [geïntimeerde2] gemaakte kosten dienen dan ook door [appellante1] vergoed te worden. In hoger beroep hebben Mipaco c.s. gesteld dat deze kosten in totaal € 14.331,50 bedragen en zijn hebben producties overgelegd van de diverse posten.
4.12
In het verweer in het incidenteel beroep voeren [appellanten] naast het verweer dat de auto aan [appellante1] is geschonken, en waarover hiervoor onder 4.10 al een oordeel werd gegeven, aan dat niet Mipaco c.s. de verzekering en de wegenbelasting voor de auto hebben betaald, maar [appellante1] . In het dossier bevinden zich producties van beide partijen waaruit volgt dat zij de verzekering hebben betaald, maar op de betalingsbewijzen die Mipaco c.s. in het geding hebben gebracht staat het kenteken van de Mini, en op die van [appellanten] niet. Met betrekking tot de wegenbelasting in Nederland leggen [appellanten] een mededeling Motorrijtuigenbelasting van de Belastingdienst van 26 oktober 2020 over, waaruit blijkt dat [appellante1] de Belastingdienst heeft gemachtigd de motorrijtuigenbelasting maandelijks af te schrijven, maar die mededeling dateert van kort voor dat de Mini door [appellante1] werd verkocht, vermeldt niet het nummer van de rekening waarvan zal worden afgeschreven en vormt geen bewijs dat op de machtiging daadwerkelijk bedragen zijn geïnd. Dat leidt ertoe dat het hof het verweer van [appellanten] tegen de hoogte van de vordering van Mipaco c.s. zal passeren en het gevorderde bedrag zal toewijzen.
Lening
4.13
Grief vier van [appellanten] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de stelling van [appellanten] dat [appellante1] € 100.000,- aan erflater heeft geleend niet is komen vast te staan. [appellanten] hebben aan hun vordering een tweetal overeenkomsten van geldlening ten grondslag gelegd (zie rechtsoverweging 2.9). Mipaco c.s. hebben de echtheid van die overeenkomsten en van de handtekening van erflater daarop betwist en betwisten ook dat daadwerkelijk bedragen door [appellante1] aan erflater zijn overgemaakt of ter hand zijn gesteld.
4.14
[appellanten] hebben in eerste aanleg primair gesteld dat erflater tweemaal een bedrag van € 50.000,- heeft geleend van [appellante1] en subsidiair dat het gaat om een bedrag van € 21.700,-. Op de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft [appellante1] verklaard dat het bedrag geleend is om een grote partij jellybeans te kunnen kopen en dat zij in ruil voor die investering aandelen in Mipaco zou krijgen. Zij heeft naar eigen zeggen een bedrag van € 21.700,- per bank betaald en de rest contant aan erflater gegeven. In hoger beroep stellen [appellanten] dat het om meer geld gaat dan € 100.000,-, namelijk om € 165.754,40. De rest zou uitgaven betreffen voor de inrichting van het Spaanse appartement. De investering zou blijken uit de boeken van de Spaanse vennootschap voor een bedrag van € 119.430,79. In de memorie van grieven wordt, anders dan in eerste aanleg, het standpunt ingenomen dat de betaling van € 21.700,- opgeteld moet worden bij het bedrag van € 100.000,- van de twee leningen uit 2017 en 2018. In het petitum wordt een totaalbedrag van € 187.454,40 gevorderd. Op de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben [appellanten] gesteld dat het in totaal om ongeveer € 200.000,- gaat, waarvan € 50.000,- in Nederland is gespaard en de rest uit Marokko afkomstig is.
4.15
[appellanten] leggen in hoger beroep een bericht over van een partijdeskundige, [naam1] , verbonden aan het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau, waarin ten aanzien van de handtekeningen van erflater op de overeenkomsten de conclusie wordt getrokken dat het op basis van het huidige onderzoeksmateriaal veel waarschijnlijker is dat het gaat om authentieke handtekeningen dan dat het om nabootsingen/vervalsingen van de handtekeningen van erflater zou gaan. Mipaco c.s. betwisten de uitkomsten van dit partijdeskundigenbericht en stellen op geen enkele wijze te kunnen controleren met welk materiaal het onderzoek is uitgevoerd.
4.16
Het hof zal de vordering van [appellanten] afwijzen, net als de rechtbank heeft gedaan. Het hof doet dit omdat naar zijn oordeel de stellingen van [appellanten] over de hoogte van de geleende bedragen en redenen waarvoor deze werden geleend inconsistent zijn en dat die stellingen nauwelijks aansluiten bij de ter onderbouwing van die stellingen overgelegde bewijzen. Zo verandert de hoogte van het geleende bedrag gedurende de procedure ten minste viermaal. Weliswaar wordt in hoger beroep een rapport overgelegd waarin staat dat het waarschijnlijker is dat de handtekening van erflater onder de leningovereenkomsten staat, dan dat dat niet het geval is, maar Mipaco c.s. hebben terecht aangevoerd dat zij niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het rapport en dus niet kunnen controleren op basis van welke originele stukken en door middel van welke werkwijze de deskundige tot deze conclusie is gekomen, nog daargelaten of de conclusie in dat rapport gelet op de bandbreedte die de deskundige in die conclusie hanteert aangemerkt zou kunnen worden als (sluitend) bewijs. Bovendien blijkt uit ten minste één van de overeenkomsten dat het geld in vijf maandelijkse termijnen terugbetaald diende te worden terwijl [appellante1] ook verklaard heeft dat zij daarvoor aandelen in Mipaco zou verwerven. Uit de boeken van Mipaco blijkt nergens de ontvangst van € 50.000,- (in rekening-courant of anderszins) en/of een daarmee corresponderende inkoopfactuur voor bijvoorbeeld jellybeans. Ook geven [appellanten] geen bevredigende uitleg waarom het bedrag van € 21.700,- in gedeelten werd betaald en waarom dit bedrag bij nader inzien geen onderdeel meer uitmaakt van de twee leningen van € 50.000,-. De stelling van [appellanten] dat het bedrag uit de boeken van de Spaanse vennootschap van € 119.430,79 wel haar lening aan erflater moet betreffen wordt niet nader onderbouwd en lijkt niet los gezien te kunnen worden van de stelling van [appellanten] met betrekking tot hun aanspraken op het Spaanse appartement. Verder blijkt uit de overgelegde bankafschriften uit Marokko niet dat het equivalent van de geleende bedragen op de rekening heeft gestaan en volgt daaruit ook niet dat geleende bedragen aan erflater zijn overgemaakt.
Verzorgingsvruchtgebruik
4.17
De rechtbank heeft geoordeeld dat het recht om een verzorgingsvruchtgebruik te vorderen was vervallen op het moment dat [appellanten] deze vordering instelde. [appellanten] grieven tegen deze beslissing (grief 5) en onderbouwen die grief met een brief van de notaris waaruit volgt dat het beroep dateert van 29 mei 2019. Ingevolge artikel 4:31 lid 3 BW verjaart de vordering na 15 maanden. De brief van de advocaat van [appellante1] aan de notaris stuit deze verjaring, waarna de vordering door middel van de conclusie van eis in reconventie van 3 juni 2020 is ingesteld. In zoverre slaagt grief 5.
4.18
Het hof zal de vordering toch afwijzen. Noch in de procedure bij de rechtbank, noch in hoger beroep heeft [appellante1] voldoende onderbouwd gesteld waarom zij behoefte heeft aan deze voorziening. Mipaco c.s. hebben onbetwist gesteld dat [appellante1] beschikt over een eigen inkomen en huurinkomsten uit de verhuur van een huis in [woonplaats2] . Verder stelt het hof vast dat zij het vruchtgebruik heeft van het [woonplaats1] appartement en dat zij aanspraak kan maken op nabestaandenpensioen. Hierdoor is niet komen vast te staan dat [appellante1] behoefte heeft aan nadere financiële ondersteuning door middel van een verzorgingsvruchtgebruik.
Partnerpensioen
4.19
De zesde grief van [appellante1] betreft de hoogte van het partnerpensioen. De rechtbank heeft zich gebaseerd op een berekening van [naam2] van De Regt adviesgroep waarin een partnerpensioen van € 3.112,45 per jaar is berekend. [appellanten] stellen dat dit een hoger bedrag moet zijn, te weten € 3.400,- per maand. Daarbij baseren zij zich op een verklaring van [naam3] van UMP Horeca.
4.2
De grief faalt. Het advies van [naam2] wordt vergezeld van een aantal pensioenberekeningen waaruit blijkt dat met elementen als de duur van het huwelijk van erflater met [appellante1] , de leeftijd van erflater en de rechten van derden rekening gehouden is bij het opstellen van het advies. Het advies van [naam3] kent een dergelijke onderbouwing niet en ontbeert naar het oordeel van het hof daardoor een deugdelijke berekening. Hierdoor geldt ook in hoger beroep dat de berekening die door Mipaco c.s. in het geding is gebracht niet voldoende inhoudelijk is betwist.
4.21
Het vorenstaande betekent dat alle zes grieven die [appellanten] gericht hebben tegen het bestreden vonnis falen. De grief die Mipaco c.s. gericht hebben tegen het bestreden vonnis slaagt daarentegen. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover het de kosten betreft die Mipaco c.s. gemaakt hebben voor de Mini, de vordering van Mipaco c.s. van € 14.331,50 alsnog toewijzen en het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigen.
4.22
Mipaco c.s. hebben gevorderd dat [appellanten] in de kosten van het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld. [appellanten] voeren daartegen geen verweer. Gelet op de uitkomst van de incidentele procedure zal het hof die kostenveroordeling toewijzen. De kosten aan de zijde van Mipaco c.s. worden begroot op (0,5 punt x tarief II) € 557,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 december 2020, voor zover daarin de vordering van Mipaco c.s. op [appellante1] ten bedrage van € 14.331,50 is afgewezen;
5.2
veroordeelt [appellante1] om aan [geïntimeerde2] te betalen een bedrag van € 14.331,50;
5.3
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het incidenteel hoger beroep aan de zijde van Mipaco c.s. begroot op € 557,-;
5.4
verklaart het onder 5.2 en 5.3 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
5.6
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.U.M. van der Werff, M.H.F. van Vugt en L. Hamer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.