Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
het proces-verbaal vermeldt ten onrechte 4 juli 2022, nu uit het dossier blijkt dat de zitting op vrijdag 1 juli 2022 heeft plaatsgevonden). [verzoeker] en zijn advocaat mr. Reisinger waren op deze zitting niet aanwezig. Op die zitting is de behandeling voor bepaalde tijd geschorst, tot de pro forma behandeling op 11 juli 2022 om 12.30 uur. Daarmee is de voorlopige hechtenis van [verzoeker] tot die datum verlengd.
2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid van het verzoek
de wrakingskamer begrijpt: zaterdag 2 juli 2022) te houden. Bovendien is sprake van partijdigheid omdat het hof expliciet stelt dat het “niet gaat voorwenden voldoende kennis van zaken te hebben om een verantwoorde beslissing te nemen over eventuele verzoeken van de verdediging in deze zaak” maar wel kan oordelen op het verzoek van de advocaat-generaal om door te gaan met de zaak. Daarnaast meent de verdediging dat sprake is van vooringenomenheid van de betrokken raadsheren nu het hof tot het oordeel komt dat de behandeling van de zaak kon worden voortgezet door een belangenafweging te maken tussen de belangen van de samenleving bij voortzetting van de voorlopige hechtenis van verdachte en de persoonlijke belangen van verdachte. Die belangen kunnen echter pas worden afgewogen nadat deze kenbaar zijn gemaakt en besproken, maar het hof heeft deze op voorhand ingeschat, terwijl het hof blijkens de eigen uitspraak niet over voldoende kennis van zaken beschikte om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
de voortzettingvan de voorlopige hechtenis te toetsen. De wrakingskamer ziet niet in hoe deze toetsing heeft kunnen plaatsvinden onder de in het proces-verbaal geschetste omstandigheden, derhalve hoe, zonder zelfs ook maar op de hoogte te zijn van het standpunt van [verzoeker] en zijn raadsman, een belangenafweging kon worden gemaakt tussen de belangen van de samenleving en de (persoonlijke) belangen van [verzoeker] .