ECLI:NL:GHARL:2022:7315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
200.309.409
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van omgangsregeling tussen moeder en uit huis geplaatst kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een moeder en haar uit huis geplaatst kind, [de minderjarige1]. De moeder, die op het moment van de geboorte van [de minderjarige1] minderjarig was, verzocht om uitbreiding van de omgang met haar zoon, die sinds zijn geboorte bij pleegouders woont. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder had tot de verjaardag van [de minderjarige1] op 4 december 2021 een uur per vijf weken begeleide omgang met hem, maar na deze verjaardag is de omgang stopgezet. De GI, de gecertificeerde instelling, heeft de omgangsregeling voor onbepaalde tijd stopgezet, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2022 waren de moeder, de pleegouders, een vertegenwoordiger van de GI en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig. Het hof heeft de situatie van de moeder en de pleegouders zorgvuldig gewogen. De moeder heeft in het verleden beperkte contactmomenten gehad met [de minderjarige1], en de verhouding tussen haar en de pleegouders is gespannen. Het hof oordeelde dat uitbreiding van de omgang niet in het belang van [de minderjarige1] is, en heeft besloten om de bestaande regeling van begeleide omgang van een uur per vijf weken op het kantoor van de GI te handhaven. De moeder heeft recht op deze regeling, maar haar verzoek om uitbreiding is afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de omgangsregeling opnieuw vastgesteld, met de hoop dat de moeder zich aan de gedragsregels houdt en hulp voor zichzelf inschakelt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.409
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 528359)
beschikking van 23 augustus 2022
inzake
[verzoekster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.J.E.M. Wielinga-van Dillen in Houten,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Belanghebbenden zijn:
[de pleegouders],
woonplaats [woonplaats2] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het verzoek van de moeder tot uitbreiding van de omgang met haar zoon, [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder was minderjarig ten tijde van de geboorte van [de minderjarige1] . Op 12 december 2013 is Bureau Jeugdzorg Utrecht belast met de voorlopige voogdij en op 7 februari 2014 is Bureau Jeugdzorg Utrecht tot voogd over [de minderjarige1] benoemd. Bureau Jeugdzorg Utrecht is de (rechts)voorgangster van de GI.
2.2
[de minderjarige1] woont sinds zijn geboorte bij de pleegouders.
2.3
Na [de minderjarige1] heeft de moeder nog twee kinderen gekregen:
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [plaats2] en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2017 te [plaats2] .
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] wonen bij de moeder.
2.4
De moeder en [de minderjarige1] hadden tot de verjaardag van [de minderjarige1] op 4 december 2021 een uur per vijf weken begeleide omgang op het kantoor van de GI. Na het vieren van de verjaardag is de begeleide omgang tijdelijk stopgezet. Na een videobelmoment op 5 april 2022 tussen de moeder en [de minderjarige1] is er helemaal geen contact meer geweest.
2.5
Bij brief van 24 februari 2022 heeft de GI aan de moeder bericht dat de omgangsregeling voor onbepaalde tijd wordt stopgezet.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 20 januari 2022 het verzoek van de moeder tot uitbereiding van de omgang met [de minderjarige1] afgewezen.

4.Het hoger beroep

4.1
De moeder en de GI zijn het niet eens over de omgangregeling tussen de moeder en [de minderjarige1] . De moeder wil één zondag in de veertien dagen van 10.00-19.00 uur omgang met [de minderjarige1] , waarbij de omgang onbegeleid en bij moeder thuis plaatsvindt, dan wel een andere regeling die het hof passend vindt.
De GI wil dat de beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 april 2022, en
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Wielinga-van Dillen met producties, gedateerd op 7 juli 2022
5.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 juli 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de pleegouders;
- een vertegenwoordiger van de GI, en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

6.De redenen voor de beslissing

de wet
6.1
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
Ingevolge 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontzegt de rechter het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
het oordeel van het hof
6.2
Het hof is van oordeel dat het niet in het belang van [de minderjarige1] is om de omgang tussen hem en zijn moeder uit te breiden. Het hof zal een begeleide omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige1] vaststellen van een uur per vijf weken op het kantoor van de GI. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
6.3
De moeder was 16 jaar toen [de minderjarige1] werd geboren. [de minderjarige1] woont al vanaf zijn geboorte bij de pleegouders. De moeder heeft al jaren beperkt contact met [de minderjarige1] : een uur per vijf weken op het kantoor van de GI. De verhouding tussen de moeder en de pleegouders is, al langdurig gespannen. Dat betwist de moeder ook niet. Voor [de minderjarige1] maakt het niet uit wat de redenen voor de spanningen tussen zijn moeder en de pleegouders zijn, maar wel is van belang dat hij daar last van heeft. De GI heeft goed laten onderzoeken of uitbreiding van het contact tussen de moeder en [de minderjarige1] mogelijk is. Uit de zogenoemde CHOP-list (Checklist Oudercontact in de Pleegzorg) van De Rading blijkt dat dit niet het geval is. [de minderjarige1] kan dat niet aan.
6.4
In de afgelopen periode is geprobeerd de omgang uit te breiden. In dat kader, zo heeft de moeder niet weersproken tijdens de mondelinge behandeling, mocht de moeder [de minderjarige1] op zijn verjaardag bij de pleegouders thuis bezoeken. Dat moment is niet goed verlopen en belastend geweest voor [de minderjarige1] . Hoewel de visies daarover verschillen, heeft er sindsdien geen fysiek contactmoment meer plaatsgevonden tussen [de minderjarige1] en zijn moeder.
De GI heeft vervolgens gedragsregels opgesteld voor de omgangsmomenten, en die op 10 januari 2022 aan de moeder en de pleegouders gestuurd. Die gedragsregels zijn:
- er is wederzijds respect;
- moeder accepteert de aanwezigheid van SAVE/de Rading bij de bezoeken;
- pleegouder(s) en moeder groeten elkaar bij binnenkomst;
- SAVE of de Rading gaan met [de minderjarige1] , moeder, [de minderjarige3] en [de minderjarige2] naar de omgangsruimte
op de eerste verdieping;
- [de minderjarige1] mag als hij dat wil tijdens het bezoek naar zijn pleegmoeder, moeder houdt dit niet
tegen;
- [de minderjarige1] wordt niet belast met volwassen zaken (onvrede over pleegouders door moeder,
leeftijd van pleegouders, afkeuren van het wonen bij pleegouders, de kinderen
weghouden/voorkomen dat de kinderen met SAVE/de Rading praten);
- moeder volgt de aanwijzingen van SAVE/de Rading op en accepteert deze.
6.5
Sinds 4 december 2021 is er geen omgang meer op het kantoor van de GI geweest. De reden daarvoor lag, naast het voorval op de verjaardag van [de minderjarige1] , vooral in problemen van praktische aard.
Moeder zei dat ze geen vrij kan krijgen van haar werk en de GI is alleen beschikbaar tijdens kantooruren. Op initiatief van de GI is er op 5 april 2022 een videobelmoment tussen de moeder en [de minderjarige1] geweest, waarbij de voogd op verzoek van [de minderjarige1] aanwezig was. Tijdens dit videobelmoment heeft de moeder, in strijd met de door de GI gegeven gedragsregels, onder meer benoemd dat zij vindt dat [de minderjarige1] niet bij de pleegouders hoort te wonen. Dit soort opmerkingen brengen [de minderjarige1] in een loyaliteitsconflict.
6.6
Op de mondelinge behandeling heeft de GI gezegd dat zij nog altijd bereid is een uur per vijf weken omgang tussen [de minderjarige1] en zijn moeder op het eigen kantoor te begeleiden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder vrij kan vragen bij haar werkgever voor deze omgangsmomenten en het hof vindt dat dit ook van haar mag worden verwacht. Gelet daarop en op de omstandigheid dat er nu er al ruim een half jaar geen omgang is geweest, acht het hof het hervatten van de oude regeling, te weten begeleide omgang van een uur per vijf weken op het kantoor van de GI, op dit moment het hoogst haalbare. Het hof zal die regeling, met vernietiging van de bestreden beschikking, dan ook vaststellen en het meer of anders verzochte afwijzen.
6.7
De grieven falen voor wat betreft het verzoek om uitbreiding van de omgang. De grieven slagen voor zover dit het stopzetten van de omgang betreft. Dat betekent dat de moeder geen uitbreiding van de omgangsregeling met [de minderjarige1] krijgt. De moeder houdt wel recht op begeleide omgang met [de minderjarige1] van een uur per vijf weken op het kantoor van de GI en het hof zal dat ook in deze beschikking vastleggen.
6.8
Het hof gaat er vanuit dat de GI, bij het plannen van de omgangsmomenten tijdens kantooruren, er zoveel mogelijk rekening mee houdt dat de moeder zo weinig mogelijk vrije uren hoeft op te nemen en dat de moeder zich aan de gedragsregels van de GI houdt. Het hof hoopt ook dat de moeder het advies van de rechtbank en de GI om hulp voor zichzelf in te schakelen, of de module ‘Ouder op afstand’ te volgen, alsnog ter harte neemt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
7.1
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 januari 2022, en opnieuw beschikkende:
7.2
stelt een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast tussen de moeder en [de minderjarige1] van een uur per vijf weken op het kantoor van de GI;
7.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, E. de Boer en D.J.M. van de Voort, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier,
en is op 23 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.