ECLI:NL:GHARL:2022:7313

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
200.308.393
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag bewindvoerder en herbevestiging van de vader als bewindvoerder over de goederen van de zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontslag van de vader als bewindvoerder over de goederen van zijn meerderjarige zoon. De vader was eerder door de kantonrechter ontslagen als bewindvoerder, maar ging hiertegen in beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de vader voldoende capabel is om zijn taken als bewindvoerder uit te voeren en dat er onvoldoende gewichtige redenen waren voor zijn ontslag. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij niet op de hoogte was van bepaalde verzoeken van de kantonrechter en dat er mogelijk problemen waren met de postbezorging. Het hof heeft ook overwogen dat de vader en de moeder, ondanks hun scheiding, goed samenwerken in de opvoeding en verzorging van hun zoon. De vader heeft aangetoond dat hij de financiën van zijn zoon goed beheert en dat hij in het belang van zijn zoon handelt. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de vader als bewindvoerder herbevestigd. De beslissing is genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.393
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9588972)
beschikking van 23 augustus 2022
in het hoger beroep van:
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. B. Neuteboom te Leiden.
belanghebbenden zijn:
[de zoon]( [de zoon] ),
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [de zoon] ,
en
[naam1] , namens de vennootschap onder firma [de bewindvoerder] VOF(de opvolgend bewindvoerder),
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en
[de moeder](de moeder),
wonende te [woonplaats1] ,
en
[de broer](de broer),
wonende [woonplaats1] ,
en
[de zus](de zus),
wonende te [woonplaats1] .

1.Belangrijke informatie

1.1
[de zoon] is geboren [in] 1999 te [plaats1] (Ghana), hij is dus meerderjarig.
1.2
De kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Utrecht, Bewindsbureau) heeft bij beschikking van 13 oktober 2017 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan [de zoon] een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en de vader tot bewindvoerder benoemd.

2.Waar het in deze zaak over gaat

2.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 22 december 2021 de vader ambtshalve ontslagen als bewindvoerder over de goederen van [de zoon] en [naam1] , werkzaam bij [de bewindvoerder] VOF, benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
2.2
De vader is het niet eens met deze beslissing van de kantonrechter en komt hiertegen in hoger beroep.

3.De rechtszaak bij het hof

3.1
Het hof heeft op 22 maart 2022 het beroepschrift met bijlagen van de vader ontvangen. Daarna zijn nog stukken van de procedure bij de kantonrechter opgestuurd.
3.2
Op 22 april 2022 heeft het hof een e-mail van [naam1] ontvangen.
3.3
De mondelinge behandeling bij het hof was op 4 augustus 2022.
Aanwezig waren de vader, bijgestaan door zijn advocaat, [de zoon] en de moeder.

4.De redenen voor de beslissing

4.1
In de wet staat dat een bewindvoerder ontslag wordt verleend:
- op eigen verzoek van de bewindvoerder;
- als de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen zijn;
- wegens ‘gewichtige redenen’.
(artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
4.2
De vader is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter om hem als bewindvoerder te ontslaan en geeft daarbij een toelichting. Op 6 december 2018 heeft hij een boedelbeschrijving ingediend van het vermogen van [de zoon] . De brieven waarin de kantonrechter hem onder meer heeft verzocht een aanvulling op de boedelbeschrijving te geven, heeft hij niet ontvangen. De oproep voor de zitting bij de kantonrechter heeft hij ook niet ontvangen. Hij woont op een vakantie/recreatiepark en de post wordt afgegeven bij de receptie, die het vervolgens voor hem apart legt. Daar is mogelijk iets niet goed gegaan. De opvolgend bewindvoerder heeft laten weten dat zij in korte tijd twee gevallen waarin de post ook niet was aangekomen toegewezen heeft gekregen. Dit kan er op duiden dat er intern iets niet goed gaat bij de rechtbank, aldus de vader.
De vader was in de veronderstelling dat het slechts noodzakelijk was om informatie naar de rechtbank te zenden indien hierom verzocht werd en dat is de reden dat hij geen jaarlijkse rekening en verantwoording heeft afgelegd. Hij heeft voor zichzelf en de moeder wel een financieel overzicht bijgehouden van de situatie van [de zoon] . Hij is nu volledig op de hoogte van al zijn verplichtingen en hoopt op een tweede kans om het belang van [de zoon] te kunnen dienen. Indien dat niet mogelijk is, stelt de vader voor de moeder of de broer van [de zoon] tot bewindvoerder te benoemen.
4.3
[naam1] heeft in haar email verklaard dat zij de beslissing van de kantonrechter en het standpunt van de vader beiden kan begrijpen en refereert zich aan het oordeel van het hof.
4.4
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende gewichtige redenen zijn om de vader te ontslaan als bewindvoerder en overweegt als volgt.
De vader en de moeder hebben tijdens de mondelinge behandeling beiden verklaard dat zij willen gaan regelen dat de post van de kantonrechter naar de moeder – die wel een eigen adres heeft – kan worden gestuurd. De vader en de moeder zijn gescheiden, maar hebben over de opvoeding en verzorging van [de zoon] frequent contact met elkaar. [de zoon] woont afwisselend de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder.
Beide ouders vinden dat het overleg met elkaar over de financiën van [de zoon] prettig verloopt en dat de vader de financiële situatie van [de zoon] goed regelt en bijhoudt. Uit de stukken die de vader heeft overgelegd, waaronder informatie over het saldo op de bankrekeningen van [de zoon] en het financiële verloop, komen geen onregelmatigheden naar voren. De vader heeft toegelicht dat hij een uitgebreid traject voor [de zoon] bij het UWV heeft doorlopen en dat [de zoon] de rest van zijn leven aanspraak kan maken op een Wajonguitkering. Ook heeft de vader toegelicht dat hij voor [de zoon] de (weloverwogen) keuze heeft gemaakt voor zorg in natura in plaats van een vergoeding uit een Persoonsgebonden Budget. Hieruit leidt het hof af dat de vader als bewindvoerder handelt zoals van hem verwacht mag worden en voldoende capabel is om als bewindvoerder voor [de zoon] te kunnen fungeren.
Verder is aannemelijk dat het voor [de zoon] rustiger is dat een vertrouwd iemand zijn financiën regelt en dat daarover geen overleg hoeft te worden gevoerd met een onbekend iemand, omdat het erg lang duurt voordat [de zoon] gewend is aan een voor hem nieuw persoon. Ook zijn de lijnen dan korter en kan sneller worden beslist en gehandeld.
4.3
Het hof gaat er vanuit dat de vader inmiddels voldoende duidelijk is wat er van hem wordt verwacht in zijn hoedanigheid als bewindvoerder en dat hij vanaf nu zonder vertraging aan de slag gaat. Hij dient ten overstaan van de kantonrechter voortvarend aan zijn taken te voldoen, een en ander conform de voor bewindvoerders geldende richtlijnen en aanbevelingen.
4.4
Het hof is op grond van al deze punten van oordeel dat niet is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan het ontslag van een bewindvoerder. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen.
De vader is door deze beslissing de bewindvoerder van [de zoon] gebleven. Voor zover [naam1] de afgelopen periode handelingen heeft verricht, hetgeen op grond van de informatie van [naam1] waarschijnlijk niet het geval is, blijven deze in stand (zie artikel 1:448 lid 4 jo 1:384 BW).

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (Bewindsbureau), van 22 december 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en C.M. Schönhagen, bijgestaan door de griffier, en is op 23 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.