In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2022, gaat het om executoriale beslagen die door de huurder zijn gelegd op de verhuurder om dwangsommen te innen. De verhuurder, hierna aangeduid als [de verhuurster], had volgens de huurder, aangeduid als [de huurder], dwangsommen verbeurd door niet te voldoen aan een kort geding-vonnis van 4 mei 2020, waarin zij was veroordeeld tot herstelwerkzaamheden aan het gehuurde. Het hof oordeelt dat de basis voor de gelegde beslagen te wankel is, omdat niet voldoende aannemelijk is dat er daadwerkelijk dwangsommen zijn verbeurd. Het hof heft de beslagen op en veroordeelt de huurder tot terugbetaling van de geïnde bedragen.
De procedure in hoger beroep volgde na een eerdere afwijzing van de vorderingen van de verhuurder door de kantonrechter. De verhuurder had in hoger beroep gevorderd dat de huurder de tenuitvoerlegging van het vonnis zou staken en de gelegde beslagen zou opheffen. Het hof concludeert dat de huurder misbruik heeft gemaakt van zijn executiebevoegdheden, aangezien de argumenten voor de dwangsommen niet voldoende onderbouwd zijn. Het hof wijst de vorderingen van de verhuurder tot ontruiming en betaling van toekomstige huur af, omdat er onvoldoende redenen zijn om deze vorderingen toe te wijzen.
Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en heft de beslagen op, met een dwangsom voor de huurder als hij in strijd met het bevel handelt. De huurder wordt veroordeeld tot betaling van de bedragen die hij onterecht heeft geïnd. De kosten van de procedures worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.