De man heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd:
(na wijziging en intrekking) voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschap van goederen aldus te gelasten:
I. dat de man de bankrekeningen [nummer1] en [nummer2] krijgt toegedeeld en de vrouw [nummer3] , inclusief saldi, zonder nadere verrekening;
II. de man de auto Mercedes C klasse krijgt toegedeeld en de vrouw de auto Chevrolet Spark, zonder nadere verrekening;
III. de man de effectenrekening krijgt toegedeeld, onder verrekening van de helft van het saldo op de peildatum;
IV. de vrouw de flat in Rusland krijgt toegedeeld onder verrekening van de helft van de waarde aan de man en de vrouw in dat kader te veroordelen tot betaling van € 50.000,- aan de man te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tot aan de dag van algehele voldoening, althans de vrouw te veroordelen aan de man een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank juist acht dan wel subsidiair te bepalen dat de flat dient te worden verkocht en dat de verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen wordt gedeeld waarbij de vrouw wordt veroordeeld tot medewerking aan de verkoop
door, binnen een maand na het in deze te wijzen vonnis, een verkoopopdracht te geven aan de door de man aan te wijzen makelaar in [plaats3] , een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat de vrouw niet aan de veroordeling zou voldoen;
V. de Poetincertificaten ter waarde van € 12.474,- aan de vrouw toe te delen onder verrekening van de helft van de waarde aan de man en in dat kader de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.237,- aan de man te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van de algehele voldoening, althans de vrouw te veroordelen aan de man een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank juist acht;
VI. voor recht te verklaren dat de inboedel tussen partijen is verdeeld;
VII. voor recht te verklaren dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor de schuld aan [de bank1] ter grootte van € 28.621,63, zijnde voor een bedrag van €14.310,81;
VIII. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de helft van de schuld aan [de bank1] ter grootte van € 28.621,63, zijnde een bedrag van € 14.310,81, onder de verplichting van de man om de schuld voorts als een eigen schuld te voldoen, althans de vrouw te veroordelen maandelijks, met ingang van 1 maart 2018 voor de eerste van de maand, aan de man de helft van de maandelijkse aflossing die de man heeft moeten doen aan [de bank1] terug te betalen, zijnde een bedrag van € 102,66 onder de verplichting van de man om maandelijks € 205,32 aan [de bank1] te blijven betalen;
IX. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de helft van het bedrag dat de man op 27 november 2017 aan de notaris heeft voldaan ad€ 3.279,65, zijnde een bedrag van € 1.639,82 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, dan wel de vrouw te veroordelen een zodanig bedrag aan de man te betalen als de rechtbank juist acht;
X. de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de helft van het bedrag ad € 1.210,-, zijnde een bedrag van € 605,--, het bedrag dat de man heeft moeten betalen aan de makelaar (opstartkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, dan wel de vrouw te veroordelen een zodanig bedrag aan de man te betalen als de rechtbank juist acht;
XI. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.