ECLI:NL:GHARL:2022:7199

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
21-006339-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het heimelijk maken van opnames van een minderjarige met een camera

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 140 uren. De zaak betreft het heimelijk maken van opnames van een minderjarige, waarbij de verdachte een camera had geplaatst in zijn badkamer om de minderjarige [slachtoffer] te filmen terwijl deze zich uitkleedde. De verdachte heeft ontkend dat de beelden door hem zijn gemaakt, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen overtuigend zijn en dat de beelden onmiskenbaar tot seksuele prikkeling strekten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en kwam tot een andere bewijsbeslissing. De benadeelde partij [benadeelde] werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met het tijdsverloop en het feit dat de verdachte een first offender is. De verdachte is strafbaar verklaard voor het vervaardigen en in bezit hebben van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was, en voor het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van een persoon in een woning zonder dat deze daarvan op de hoogte was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006339-19
Uitspraak d.d.: 14 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 25 november 2019 met parketnummer 05-134842-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.R.A. Röschlau, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis waarvan beroep is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van een bijzondere voorwaarde en tot een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis.
Bij dat vonnis is de teruggave gelast van een camera en is een geheugenkaart met daarop een videobestand onttrokken aan het verkeer.
De benadeelde partij [benadeelde] is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 september 2018 tot en met 27 oktober 2018 te Culemborg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens een of meer afbeeldingen, te weten een video, en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een geheugenkaart, bevattende een videobestand van (een) seksuele gedraging(en), waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd, verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestond uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/fragmenten van zijn kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel en/of de billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2018 tot en met 25 november 2018 te Culemborg, in elk geval in Nederland, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een of meer personen, te weten [benadeelde] en/of [slachtoffer] , aanwezig in een woning en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in een woning aan [adres] , een afbeelding heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Partiële vrijspraak feit 2
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat er geen bewijs is dat er afbeeldingen van [benadeelde] (hierna ook [benadeelde] ) zijn gemaakt, zoals onder feit 2 tenlastegelegd. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
Overige feiten
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het overige tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het volgende kan op grond van de bewijsmiddelen worden vastgesteld en stond ook niet ter discussie:
In de periode tussen half september en eind oktober 2018 verbleef [slachtoffer] (hierna ook [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum 2] en woonachtig in Suriname, met enkele tussenpozen in de woning van verdachte aan [adres] te Culemborg.
Verdachte heeft op enig moment een videocamera op de wasmachine in zijn badkamer geplaatst. De camera zat in een groene box met daarin een door verdachte gemaakt gat en was gericht op de douche.
Verdachte heeft ontkend dat de beelden die op de geheugenkaart zijn aangetroffen door hem zijn gemaakt. Verder heeft verdachte betoogd dat die geheugenkaart niet bij hem in beslag genomen is en dat die niet van hem is.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het dossier blijkt dat er meerdere in de woning van verdachte aangetroffen geheugenkaarten zijn onderzocht en dat er op één van die kaarten (goednummer 6) een videobestand is aangetroffen waarop een man te zien is die zich uitkleedt en gaat douchen in de badkamer van verdachte.
Deze geheugenkaart met goednummer 6 is aangetroffen op het bureau in de slaapkamer van verdachte, kort na het ontdekken van de camera. Het antwoord op de vraag hoeveel andere kaartjes zijn aangetroffen maakt dit niet anders.
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij zichzelf herkent op de hem getoonde screenshots van het videobestand en dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor het maken van films of foto’s.
[slachtoffer] heeft ook de badkamer van verdachte herkend en hij kan zich herinneren dat er in de badkamer van verdachte een groene box stond.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de box in de badkamer een gaatje heeft gemaakt en dat daar een camera in zat. Verder heeft verdachte verklaard dat er op het moment dat [slachtoffer] bij hem verbleef, geen camera in de box zat.
[benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat hij in de badkamer van verdachte een camera had ontdekt die gericht was op de douche. Toen [benadeelde] enige tijd later weer keek, was de camera verdwenen.
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de rafelrandjes op de screenshots van de videopname niet overeenkomen met de randen van het gat aan de voorzijde van de box, zoals gefotografeerd door de politie. Verdachte heeft door hemzelf uitvergrote foto’s van die rafelranden overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat de opname op de geheugenkaart niet met zijn camera zijn gemaakt. Het hof is van oordeel dat vergelijking van die beelden niet opgaat gaat omdat vanuit een andere hoek naar het gat in de box wordt gekeken. De politieagent maakte een foto van het gat aan de buitenzijde van de box en de videopname werd gemaakt aan de binnenzijde van het gat. Daarnaast worden de rafels vervormd door de cameraopstelling. Het is immers afhankelijk van hoe dicht de camera op het gat stond en de hoek waarin de camera stond in de box.
Het hof is van oordeel dat de op de geheugenkaart aangetroffen opname van [slachtoffer] is gemaakt met behulp van de door verdachte in de box in zijn badkamer op heuphoogte geplaatste camera. Dat de beelden door iemand anders zijn gemaakt met een andere camera, zoals verdachte betoogt, acht het hof niet aannemelijk geworden. Op 25 november 2018 heeft [benadeelde] de camera in de badkamer van verdachte ontdekt. Op dat moment verbleef [slachtoffer] al sinds eind oktober niet meer in de woning van verdachte. [benadeelde] heeft een dag later weer gekeken en toen was de camera verdwenen uit de box. Vervolgens is de politie op 27 november 2018 de woning van verdachte binnengetreden en is de geheugenkaart met daarop het videobestand in de slaapkamer, op het bureau van verdachte aangetroffen. Het korte tijdsbestek tussen het aantreffen van de camera door [benadeelde] en de inbeslagname van de geheugenkaart door de politie maakt het alternatieve scenario onaannemelijk. Dat geldt temeer nu de video gefilmd is vanuit eenzelfde hoek als waarin de box door verdachte was geplaatst en het videobestand, zo kort na het aantreffen van de camera door [benadeelde] , door de politie is aangetroffen in de 'niet gealloceerde ruimte' van de geheugenkaart, zijnde de gewiste ruimte.
Seksuele gedraging in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht
Vooropgesteld moet worden dat artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht mede ziet op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is totstandgekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
[slachtoffer] logeerde als gast bij verdachte. De badkamer wordt niet alleen gebruikt om te douchen, maar is ook de plek waar iemand, zoals [slachtoffer] , zich uitkleedt om te gaan douchen. Verdachte heeft de camera zo geplaatst dat opnames zijn gemaakt van de minderjarige [slachtoffer] , terwijl hij zijn kleding uittrekt. Gelet op de positie van de camera was het onontkoombaar dat hierbij de schaamstreek van [slachtoffer] in beeld kwam, wat wordt bevestigd in de aangetroffen video. Er is gefilmd op heuphoogte en het gezicht is niet te zien. De video strekt dus onmiskenbaar tot het opwekken van seksuele prikkeling.
Onrechtmatig verkregen bewijs
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de inbeslaggenomen geheugenkaart niet voor het bewijs mag worden gebruikt omdat deze ten onrechte in beslag genomen is. Het hof verwerpt dit verweer. Ingevolge artikel 551 van het Wetboek van Strafvordering zijn in geval van een verdenking in de zin van 240b van het Wetboek van Strafrecht politieambtenaren bevoegd ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van alle voor inbeslagneming vatbare voorwerpen, en die voorwerpen na uitlevering in beslag te nemen. Gelet op de destijds bestaande verdenking is van onrechtmatig beslag geen sprake.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 12 september 2018 tot en met 27 oktober 2018 te Culemborg,
in elk geval in Nederland, meermalen, althanseenmaal
telkens een of meer afbeeldingen, te weteneen video, en
/of (een
)gegevensdrager
(s), te weten een geheugenkaart, bevattende een videobestand van
(een
)seksuele gedraging
(en), waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ), is betrokken
of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd,
verworven,en in bezit heeft gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaftwelke seksuele gedraging - zakelijk weergegeven - bestond uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt
(laten)poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en
/ofwaarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/fragmenten van zijn kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt
en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/filmsnadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel
en/of de billenvan die persoon in beeld gebracht wordt,
(waarbij
)de afbeelding
(aldus
)(
telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/ofstrekt tot seksuele prikkeling;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2018 tot en met 25 november 2018 te Culemborg
, in elk geval in Nederland,gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van
een of meer personen, te weten [benadeelde] en/of[slachtoffer] , aanwezig
in een woning en/of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te wetenin een woning aan [adres] , een afbeelding heeft vervaardigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
gebruikmakend van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning, een afbeelding vervaardigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ter zake van feit 2 ten aanzien van [benadeelde] vrij te spreken en verdachte voor het overige te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van een bijzondere voorwaarde. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, op te leggen, alsmede de onttrekking aan het verkeer van een geheugenkaart, goednummer 6.
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft een camera in een box in zijn badkamer geplaatst waarmee hij heimelijk een opname heeft gemaakt van de destijds minderjarige [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] op dat moment naakt was. Door het maken van die opname heeft verdachte kinderporno gemaakt en in het bezit gehad, alsmede op kwalijke wijze inbreuk gemaakt op de privacy van [slachtoffer] .
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft bij de straftoemeting het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Bij de strafoplegging houdt het hof in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop in deze zaak en met het feit dat de verdacht in sociaal opzicht al behoorlijk gestraft is, zoals mede volgt uit het reclasseringsadvies van 10 oktober 2019, alsmede met de omstandigheid dat verdachte een first offender is, terwijl hij na het bewezenverklaarde ook niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles overwegende acht het hof de door de rechtbank opgelegde deels onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf passend en geboden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Nu verdachte reeds drie dagen in voorarrest heeft doorgebracht hoeft hij nu niet terug naar de gevangenis. Het hof ziet, anders dan de rechtbank, geen aanleiding om een bijzondere voorwaarde te verbinden aan de voorwaardelijke straf. De duur van de voorwaardelijke straf acht het hof een voldoende stok achter de deur. Daarnaast legt het hof de verdachte een taakstraf op voor de duur van 140 uren.

Het beslag

Het tenlastegelegde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 139f en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
93 (drieënnegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
70 (zeventig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geheugenkaart met daarop het strafbare videobestand (goednummer 6).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. J.P. Bordes en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 14 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.