Ontbinding - Artikel 11
1. De maatschap wordt ontbonden:
a. door een besluit van de vennoten;
b. door opzegging overeenkomstig het in artikel 3 bepaalde;
c. door overlijden van een vennoot of door ontbinding van een vennootrechtspersoon;
d. door het vonnis waarbij een vennoot in staat van faillissement wordt verklaard, (…);
e. ten gevolge van een daartoe strekkende beslissing van de tot geschillenbeslechting bevoegde instantie, genomen op verzoek van een van de vennoten, op grond van wettige redenen zoals onder meer indien een andere vennoot de in deze akte neergelegde bepalingen niet nakomt;
f. indien de zeggenschap in een vennoot-rechtspersoon in overwegende mate wordt overgedragen (…).
2. De maatschap wordt voorts ontbonden indien ten aanzien van de enig aandeelhouder/bestuurder van een vennoot-rechtspersoon de omstandigheden als hiervoor in lid 1 sub c, d, en e bedoeld optreden.
3. De maatschap wordt ontbonden zodra bedoelde feiten of omstandigheden zich voordoen, behalve in geval van opzegging, in welk geval de maatschap wordt ontbonden op he tijdstip waartegen is opgezegd.
(…)
Voortzetting - Artikel 13
1. Bij ontbinding van de maatschap in onderling overleg worden tevens de gevolgen daarvan geregeld.
2. Bij ontbinding van de maatschap anders dan in onderling overleg heeft de andere vennoot (die niet heeft opgezegd) dan wel in wie niet de oorzaak van de ontbinding is gelegen, het recht de maatschap voort te zetten.
3. De vennoot, die van het hem krachtens het voorgaande lid toekomende recht gebruik willen maken - hierna ook te noemen: "de voortzettende vennoot" -, moet daarvan aan de voormalige medevennoot of diens vertegenwoordiger(s) (…) bij aangetekende brief binnen drie maanden na de ontbinding van de maatschap kennis geven.
4. (…)
5. Ten aanzien van het vermogen van de maatschap zal bij bedoelde voortzetting het volgende geschieden:
a. De aan de vennoten gemeenschappelijk toebehorende goederen van de maatschap zullen verblijven aan de voortzettende vennoot.
b. De voortzettende vennoot heeft het recht de niet gemeenschappelijke goederen van de maatschap over te nemen.
c. (…)
d. Voor zover uit dit artikel leveringsverplichtingen voor de vennoten voortvloeien, leveren de vennoten (…) bij deze thans de daarvoor in aanmerking komende goederen onder opschortende voorwaarde van het uittreden van de betreffende vennoot en voortzetting door de voortzettende vennoot (…). De vennoten verbinden zich om alle leveringshandelingen, die hierdoor nog niet zouden zijn verricht of voltooid, alsnog bij vervulling van genoemde opschortende voorwaarde onverwijld te verrichten caso quo te voltooien.
e. De registergoederen die door inbreng of verkrijging anderszins nog deel gaan
uitmaken van de gemeenschap, zullen onverwijld nadat deze daartoe gaan behoren, door de vennoten, onder opschortende voorwaarde van het uittreden van de betreffende vennoot en de tot voortzetting door de voortzettende vennoot (…) aan de voortzettende vennoot worden geleverd.
(…)