ECLI:NL:GHARL:2022:7028

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
21-000715-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, en het voorhanden hebben van een machinepistool en kogelpatronen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het dealen van cocaïne en heroïne, het opzettelijk aanwezig hebben van deze drugs, en het voorhanden hebben van een machinepistool en kogelpatronen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 10 februari 2022. Tijdens de zitting op 27 juli 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, met verbeurdverklaring van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 500,-. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van september tot oktober 2021 in Sneek meerdere hoeveelheden cocaïne en heroïne heeft verkocht en aanwezig heeft gehad. Daarnaast heeft hij op 22 oktober 2021 een machinepistool en kogelpatronen voorhanden gehad. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn verantwoordelijkheid voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000715-22
Uitspraak d.d.: 9 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 februari 2022 met parketnummer 18-287435-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1A, 1B, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 500,- wordt verbeurdverklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank van 10 februari 2022 ter zake van het onder 1A, 1B, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank beslist dat het inbeslaggenomen geldbedrag wordt verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) september 2021 en/of oktober 2021 (tot en met 22 oktober 2021), te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of (elders) in Nederland,
A. meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine en/of heroine en/of
B. op 22 oktober 2021 (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een rugzak)
- (ongeveer) 48,21 gram (poeder en brokjes), althans een hoeveelheid, van materiaal bevattende cocaine en/of
- (ongeveer) 110,02 gram (poeder en brokjes), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaine en/if
- (ongeveer) 194,55 gram (poeder en brokjes), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroine,
zijnde cocaine en/of heroine (telkens)(elk) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, althans een automatisch vuurwapen, (van het merk Radom, type PPS-43), kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en/of een of meer bijbehorende patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2021 te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10, althans meerdere, kogelpatronen (van het merk CBC (type volmantel)) van het kaliber 9 mm (Luger), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De door het hof gebezigde bewijsmiddelen

Het hof volstaat ten aanzien van het hierna bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak is bepleit. Ieder bewijsmiddel is – ook in onderdelen – slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 27 juli 2022;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2021, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021290173 d.d. 16 december 2021, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2021, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
4. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 oktober 2021, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 17 november 2021, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een NFI-rapport van 9 november 2021, opgenomen op pagina 113 van voornoemd dossier, inhoudende de bevindingen van [persoon] ;
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een NFI-rapport van 16 november 2021, opgenomen op pagina 114 van voornoemd dossier, inhoudende de bevindingen van [persoon] ;
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijnde een NFI-rapport van 16 november 2021, opgenomen op pagina 115 van voornoemd dossier, inhoudende de bevindingen van [persoon] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2021, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 7] ;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2021, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 8] ;
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen (met fotobijlagen) d.d. 11 november 2021, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 9] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode september 2021 en oktober 2021 in Nederland
A. meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne en
B. op 22 oktober 2021 opzettelijk aanwezig heeft gehad in een rugzak
- 48,21 gram cocaïne en
- 110,02 gram cocaïne en
- 194,55 gram heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 22 oktober 2021 te Sneek, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool, van het merk Radom, type PPS-43, kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en bijbehorende patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 22 oktober 2021 te Sneek, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 10 kogelpatronen van het merk CBC, type volmantel, van het kaliber 9 mm, Luger, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
A: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
B: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan het handelen in harddrugs en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in het verkeer brengen van deze drugs, waarvan het gebruik onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid met zich brengt. Het is bovendien algemeen bekend dat het bezit van en de handel in drugs direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit leiden. Dit levert onrust, hinder en schade aan de maatschappij op. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machinepistool, met bijbehorende patroonmagazijnen, en kogelpatronen. Het bezit van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s met zich en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 21 juni 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten. Bovendien liep verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde in een proeftijd.
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Uit het reclasseringsadvies van 14 december 2021 volgt dat de reclassering de kans op herhaling hoog inschat. Eerdere justitiële interventies en (meerdere) reclasseringstoezichten hebben niet bijgedragen aan recidivevermindering bij verdachte. De reclassering ziet bij verdachte risico’s en delictgerelateerde factoren ten aanzien van zijn financiën, zijn sociaal netwerk, houding, huisvesting en mogelijk middelen misbruik. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof benadrukt dat hij ‘goed’ bezig is, zijn leven een positieve wending heeft weten te geven. Zo heeft hij verklaard èn aan het hof getoond dat hij in de gevangenis een nieuwe passie heeft ontdekt, namelijk het maken van portretten. Ten voordele van verdachte neemt het hof in overweging dat hij ter terechtzitting in hoger beroep de volle verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten door ten aanzien van al die feiten een bekennende verklaring af te leggen.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van het hof, mede in het licht van de recidive van verdachte, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van langere duur. Gelet echter op het feit dat verdachte de verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen, zal het hof een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur 36 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Beslag

De onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen van in totaal
€ 500,- zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Immers, het gaat om voorwerpen die verdachte toebehoren, die hij ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel of uit de baten van de onder 1A tenlastegelegde en bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen. Het hof heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het door verdachte benoemde alternatief, te weten dat hij dit geld maandelijks overhield van zijn uitkering, acht het hof niet aannemelijk geworden, zodat het hof daaraan voorbij gaat.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 A en B, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 A en B, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
16 (zestien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
60 EUR (omschrijving: G1431023)
20 EUR (omschrijving: G1431025)
20 EUR (omschrijving: G1431027)
400 EUR (omschrijving: G1431031).
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 9 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.