In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin haar gezag over het kind was beëindigd en de pleegouders tot voogden waren benoemd. De rechtbank had geoordeeld dat de ontwikkeling van het kind ernstig werd bedreigd en dat de moeder niet in staat was om de zorg en opvoeding binnen een aanvaardbare termijn te dragen.
Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in 2016 haar kind heeft gekregen en dat het kind sinds 2019 onder toezicht staat van een gecertificeerde instelling. De moeder had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing gekregen, maar het hof concludeert dat een thuisplaatsing geen optie meer is. De moeder kan de zorg voor het kind niet op zich nemen, wat leidt tot een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor het kind.
Het hof heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de moeder een noodzakelijke en proportionele inmenging is in het recht op respect voor het gezinsleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Het hof heeft ook de goede communicatie tussen de pleegouders en de moeder benadrukt, wat belangrijk is voor het welzijn van het kind.