In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van een vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter. De vader, die verblijft in een penitentiaire inrichting, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, dat was afgewezen. De rechtbank had overwogen dat, hoewel contact tussen de vader en de dochter in het belang van het kind is, er op dat moment onvoldoende mogelijkheden waren voor een omgangsregeling. De vader was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2022 heeft de minderjarige haar mening kenbaar gemaakt, waarin zij aangaf dat zij niet wil dat haar vader contact met haar opneemt. De vader, die recentelijk weer gedetineerd is, heeft aangegeven dat hij bereid is om behandelingen te ondergaan en dat hij mogelijkheden ziet voor contact, maar het hof oordeelt dat de huidige omstandigheden te belastend zijn voor de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat omgang met de vader op dit moment te veel 'gedoe' voor de minderjarige met zich meebrengt.
Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor contact tussen de vader en de dochter en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De vader kan in de toekomst, indien de omstandigheden veranderen, opnieuw een verzoek indienen voor een omgangsregeling.