ECLI:NL:GHARL:2022:6898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
21-000036-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik van minderjarige meisjes met bewijsbeoordeling en vorderingen van benadeelde partijen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor seksueel misbruik van twee zeer jonge meisjes, waarbij de rechtbank eerder een gevangenisstraf van 30 maanden had opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar zijn, ondanks hun jonge leeftijd en het tijdsverloop. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich houdt aan een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een kliniek voor behandeling en reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 per slachtoffer, met de mogelijkheid om voor het overige bij de burgerlijke rechter een vordering in te dienen. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het belang van de slachtoffers en de ernst van de feiten zwaar hebben gewogen in de beslissing.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000036-18
Uitspraak d.d.: 4 augustus 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 december 2017 met parketnummer 18-830269-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 januari 2019, 17 juni 2020 en (na tussenarrest van 1 juli 2020) van 21 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, met aanvulling van de bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarde dat verdachte zich gedurende een termijn van 6 tot 12 maanden klinisch laat behandelen in de [kliniek] of een soortgelijke instelling, en behoudens voor zover het betreft de vorderingen van de benadeelde partijen. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen vordert de advocaat-generaal de volledige toewijzing met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L.S. Wachters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake de feiten 1, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de volgende bijzondere voorwaarden:
een periodieke meldplicht bij [reclasseringsinstelling] te [plaats] ;
de verplichting tot meewerken aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering;
meewerken aan diagnostiek door de Forensische Polikliniek van [reclasseringsinstelling] of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarbij onderzoek wordt gedaan naar het cognitieve vermogen, middelengebruik, seksualiteit/seksueel grensoverschrijdend gedrag, overige psychische problematiek en zorgbehoefte van verdachte;
meewerken aan een behandeling door de Forensische Polikliniek van [reclasseringsinstelling] of soortgelijke instantie;
indien diagnostiek en zorgbehoefte dit uitwijst, meewerken aan plaatsing en verblijf in een geïndiceerde woonvorm ter bepaling van de reclassering;
meewerken aan urinecontroles om het middelengebruik inzichtelijk te maken;
meewerken aan budgettering/schuldhulpverlening.
De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen elk toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen zijn in het meer gevorderde door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat er in hoger beroep nader onderzoek is verricht en het hof deels anders overweegt en beslist. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2000 tot en met 2007 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, althans in Nederland, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , immers heeft/is hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met zijn, verdachtes, penis en/of tong en of vinger(s) en/of hand(en) op/over/langs/tussen de clitoris en/of de schaamlippen, in elk geval de vagina van [benadeelde partij 1] gewreven en/of gegaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2000 tot en met 2007 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, althans in Nederland, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft/is hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- die [benadeelde partij 1] op de mond gekust/gezoend en/of
- die [benadeelde partij 1] uit een seksboekje voorgelezen en/of
- zichzelf in het bijzijn van die [benadeelde partij 1] afgetrokken en/of
- ( over) de billen van die [benadeelde partij 1] gestreeld en/of betast en/of
- op de clitoris en/of (tussen) de schaamlippen, in elk geval op de vagina van die [benadeelde partij 1] gespuugd en/of
- met zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) en/of hand(en) op/over/langs/tussen de clitoris en/of de schaamlippen, in elk geval de vagina, van die [benadeelde partij 1] gewreven en/of gegaan en/of
- de hand(en) van die [benadeelde partij 1] op zijn, verdachtes, penis gelegd en/of (vervolgens) bewogen en/of (aldus) zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij 1] laten vasthouden en/of aftrekken en/of
- die [benadeelde partij 1] met haar (ontblote) onderlichaam op zijn, verdachtes, (ontblote) penis laten zitten en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij 1] met haar (ontblote) onderlichaam over zijn, verdachtes, (ontblote) penis heen en weer bewogen/laten bewegen en/of
- een hond aan de vagina van die [benadeelde partij 1] laten likken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2003 tot en met 2008 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, althans in Nederland, met [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 2] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft/is hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- die [benadeelde partij 2] op de mond gekust/gezoend en/of
- die [benadeelde partij 2] uit een seksboekje voorgelezen en/of
- zichzelf in het bijzijn van die [benadeelde partij 2] afgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij 2] laten aftrekken en/of
- die [benadeelde partij 2] met haar (ontblote) onderlichaam op zijn, verdachtes,(ontblote) penis laten zitten en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij 2] met haar (ontblote) onderlichaam over zijn, verdachtes, (ontblote) penis heen en weer bewogen/laten bewegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is door de verdediging betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat de verklaringen van de aangeefsters onvoldoende betrouwbaar zijn en geen dan wel onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Beide aangeefsters waren ten tijde van het tenlastegelegde heel erg jong en hebben pas jaren later aangifte tegen verdachte gedaan. De verklaringen van aangeefsters moeten gezien de jeugdige leeftijd en het tijdsverloop als onbetrouwbaar worden gekwalificeerd, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop dat getuigenverklaringen in het algemeen, maar in zaken als de onderhavige in het bijzonder, zorgvuldig moeten worden beoordeeld. In dit geval klemt dat temeer omdat de aangiften pas jaren later zijn gevolgd en beide aangeefsters erg jong waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten.
In dit kader is door klinisch- en gerechtspsycholoog [deskundige] in opdracht van het hof onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van beide aangeefsters. Zij heeft daarvan een rapport opgemaakt d.d. 16 februari 2021. Haar conclusies zijn de volgende:
  • Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van pseudo-herinneringen wat betreft de kern van de herinneringen van beide aangeefsters. Beiden geven aan dat zij altijd van de seksuele handelingen hebben geweten, maar zich pas toen zij ouder werden realiseerden dat het niet goed was en dat het seksueel misbruik betrof.
  • Er zijn geen aanwijzingen dat aangeefsters onder invloed van suggesties of beïnvloeding uit andere bron(nen) ten onrechte gebeurtenissen aan verdachte hebben toegeschreven.
  • Het is niet uit te sluiten dat herinneringen aan verschillende gebeurtenissen en/of details van die gebeurtenis wat betreft de handelingen, de locatie, het tijdstip e.d. vermengd zijn geraakt.
  • Aangeefsters verklaren dat zijn vanaf hun derde of vierde jaar door verdachte zijn misbruikt. Het is goed mogelijk dat zij details die zij zich herinneren van gebeurtenissen die later in de tijd hebben plaatsgevonden plaatsen bij gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden.
Het onderzoek van [deskundige] en haar conclusies in acht nemende, is het hof van oordeel dat de verklaringen van beide aangeefsters in de kern, in de zin van: waar het de aan de verdachte ten laste gelegde strafrechtelijke gedragingen betreft, betrouwbaar en geloofwaardig zijn. Deze verklaringen hebben derhalve zonder meer als bewijsmiddel te gelden.
Volgens vaste jurisprudentie laat de vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is voldaan, zich niet in algemene zin beantwoorden, maar moet dit per concreet geval worden beoordeeld. Artikel 342, tweede lid, Sv eist niet dat het steunbewijs betrekking heeft op de tenlastegelegde gedragingen. Voldoende is dat het steunbewijs betrekking heeft op gelet op de context als wezenlijk aan te merken onderdelen van wat het slachtoffer vertelde.
Naar het oordeel van het hof staan de aangiftes van beide aangeefsters niet op zichzelf, maar ondersteunen deze elkaar over en weer in voldoende mate en voorts worden beide aangiftes ondersteund door ander bewijs. Weliswaar verklaren beide aangeefsters niet over elkaars misbruik (omdat zij daarvan niet wisten), maar uit de beide aangiftes volgt – onder meer - wel dat verdachte bij beide meisjes op vergelijkbare wijze te werk is gegaan c.q. een overeenkomstige modus operandi heeft gehanteerd. Het betreft in aard, omvang en soort handelingen bijna gelijke feiten en omstandigheden:
  • het misbruik begon rond de kleuterleeftijd;
  • verdachte las hen voor uit seksboekjes;
  • aangeefsters moesten op verdachtes schoot zitten en vervolgens rijdende bewegingen maken;
  • verdachte trok zichzelf af in het bijzijn van aangeefsters af;
  • aangeefsters moesten verdachte aftrekken.
De beide aangiftes vinden ook steun in de overige bewijsmiddelen.
Getuige [getuige] verklaart te hebben gezien dat aangeefster [benadeelde partij 1] met verdachte boven in de slaapkamer was en dat zij zag dat [benadeelde partij 1] verdachte aan het aftrekken was.
De stiefmoeder van beide aangeefsters [stiefmoeder benadeelde partijen] verklaart dat aangeefster [benadeelde partij 2] haar met betrekking tot het seksueel misbruik verteld had dat verdachte haar altijd meenam naar de zolder boven de schuur en dat daar een autostoel stond met het blad Foxy waar hij haar uit voorlas. [stiefmoeder benadeelde partijen] is toen naar de zolder gegaan en zag daar inderdaad een autostoel met daarop het pornoblad Foxy.
De vader van beide aangeefsters [vader benadeelde partijen] verklaart dat verdachte een aantal jaren bij zijn gezin heeft ingewoond en dat hij heeft gezien dat op de zolder boven de schuur een autostoel stond en dat er seksboekjes bij lagen.
Dat verdachte aangeefster [benadeelde partij 2] steeds meenam naar de zolder boven de schuur, dat zij daar op schoot bij verdachte moest zitten in de autostoel, dat hij haar daar uit het pornoblad Foxy voorlas en haar daar misbruikte, heeft aangeefster [benadeelde partij 2] zelf ook verklaard.
Uit het voorgaande blijkt dat de verklaringen van de aangeefsters op relevante onderdelen verankering vinden in de andere bewijsmiddelen.
Gelet op de verklaringen van de aangeefsters, gezien in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen, acht het hof het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 2000 tot en met 2007 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 1997), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, met zijn, verdachtes vingers tussen de schaamlippen van [benadeelde partij 1] gewreven;
2.
hij in de periode van 2000 tot en met 2007 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, met [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft/is hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- zichzelf in het bijzijn van die [benadeelde partij 1] afgetrokken en
- ( over) de billen van die [benadeelde partij 1] gestreeld en/of betast en
- de hand(en) van die [benadeelde partij 1] op zijn, verdachtes, penis gelegd en vervolgens bewogen en aldus zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij 1] laten vasthouden en aftrekken en
- die [benadeelde partij 1] met haar onderlichaam op zijn, verdachtes, penis laten zitten en
- vervolgens die [benadeelde partij 1] met haar onderlichaam over zijn, verdachtes, penis heen en weer bewogen/laten bewegen.
3.
hij in de periode van 2003 tot en met 2008 te Tripscompagnie, gemeente Menterwolde, met [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 2] 1999), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- zichzelf in het bijzijn van die [benadeelde partij 2] afgetrokken en
- zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij 2] laten aftrekken en
- die [benadeelde partij 2] met haar onderlichaam op zijn, verdachtes penis laten zitten en
- vervolgens die [benadeelde partij 2] met haar onderlichaam over zijn, verdachtes penis heen en weer bewogen/laten bewegen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende enkele jaren meerdere keren schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de destijds nog zeer jonge meisjes ( [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ) van het gezin dat hem jarenlang onderdak bood.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de positie die hij als volwassene en als medebewoner innam ten opzichte van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
Door aldus te handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gepleegd op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en heeft hij hun belangen volledig veronachtzaamd. Verdachte lijkt enkel te hebben gehandeld ter bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften.
Gedragingen als de onderhavige brengen, naar algemeen bekend is, ernstige schade toe aan de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van slachtoffers.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 juni 2022 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Door de reclassering is meerdere malen over de persoon van de verdachte gerapporteerd. Ter zitting van het hof op 21 juli 2022 heeft reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker] hierop een toelichting en aanvulling gegeven. Hieruit komt naar voren dat verdachte dagelijks amfetamine, cannabis en alcohol gebruikte, maar dat hij inmiddels gestopt is met het gebruik van amfetamine. Zijn cannabis- en alcoholgebruik is een punt van zorg. Verdachte functioneert op een laag-begaafd niveau en er is bij hem sprake van gebrekkige copingvaardigheden. Hij woont zelfstandig in een huurwoning, hij heeft een bewindvoerder en krijgt weekgeld. Met behulp van vrienden en hulpverleners houdt hij zich nu staande.
De reclassering adviseert de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden als streng kader:
  • opname in de [kliniek] of soortgelijke instelling voor maximaal 12 maanden voor diagnostiek en behandeling;
  • indien nodig, ambulante behandeling na afloop van de klinische behandeling;
  • na de klinische behandeling: verblijf in een instelling voor begeleid wonen dan wel wonen met ambulante begeleiding;
  • meldplicht bij de reclassering;
  • meewerken aan controles op middelengebruik.
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf bepleit. Het betreft zeer oude feiten, er is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, de recidivekans is door de reclassering ingeschat als laag en verdachte werkt goed mee met de reclassering. Verdachte wil ook meewerken aan een klinische en ambulante behandeling, aan Begeleid Wonen en aan controles op middelengebruik. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet meer passend en zou de reeds opgestarte hulpverlening doorkruisen, aldus de raadsvrouw.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigen dit soort feiten in beginsel zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van circa tweeëneenhalf jaar. Zonder deze overschrijding zou een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn geweest. Nu acht het hof, ook gelet op de persoon van de verdachte en het aanzienlijke tijdsverloop sinds de tenlastegelegde feiten, het feit dat er geen specifieke recidive is en er sprake lijkt te zijn van een voorzichtige positieve ontwikkeling in het leven van verdachte, terwijl de reclassering de kans op recidive laag inschat, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. Verdachte thans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zal, waarbij het hof uitdrukkelijk het advies van de reclassering heeft meegewogen, een contraproductief effect hebben in dier voege dat de inmiddels rond verdachte gecreëerde mate van structuur en stabiliteit teniet zal worden gedaan. Het hof acht om die reden een voorwaardelijke straf opportuun. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat een streng kader aan bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, zal worden opgelegd. Deze straf dient ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende maximaal 12 maanden zal laten opnemen in de [kliniek] of een soortgelijke kliniek voor diagnosestelling en behandeling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de verdachte in het kader van die opname en behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich - indien dit na en/of voorafgaand aan de klinische opname nodig geacht wordt door de behandelaren - gedurende de proeftijd ambulant zal laten behandelen bij de daartoe geëigende instelling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte, indien de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan het zoeken naar een plek bij een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang waar hij kan verblijven en daar vervolgens ook verblijft, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is mee te werken aan bloed-, adem-, speeksel- en/of urineonderzoek ter controle van zijn alcohol- en/of drugsgebruik.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de proeftijd op dagen en tijdstippen door de reclassering te bepalen te melden bij de reclassering van [reclasseringsinstelling] te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2008.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 januari 2009.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 4 augustus 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.