Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Hongaars recht in het kader van de wijziging van de gewone verblijfplaats van een minderjarige. De zaak betreft meerdere procedures tussen de ouders van de minderjarige, die in Hongarije woont, en die in Nederland zijn gestart. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verweerder in het principaal hoger beroep, hebben beiden hun eigen advocaten. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw de Hongaarse nationaliteit heeft. De minderjarige heeft beide nationaliteiten. De rechtbank Midden-Nederland heeft eerder beslissingen genomen over kinderalimentatie, gezag en omgang, die door beide partijen zijn aangevochten in hoger beroep. Het hof heeft de feiten en het verloop van de procedure in eerste aanleg besproken, evenals de relevante juridische bepalingen, zoals de Verordening Brussel II-bis en het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige op het moment van indiening van de verzoeken in Nederland was. Het hof heeft de verzoeken van de man om gezamenlijk gezag en wijziging van de omgangsregeling afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. De omgangsregeling is opnieuw vastgesteld, waarbij de man recht heeft op omgang met de minderjarige in Hongarije en Nederland, en de kinderalimentatie is aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.