ECLI:NL:GHARL:2022:6743

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
21-002232-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het handelen in munitie en het voorhanden hebben van wapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden voor het handelen in munitie en het voorhanden hebben van wapens. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden. De zaak betreft feiten die zich hebben voorgedaan tussen mei 2018 en april 2018, waarbij de verdachte in het bezit was van verschillende wapens en munitie, waaronder een geweer met een afgezaagde loop, een stroomstootwapen, een karabijn en een revolver. Het hof heeft vastgesteld dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de overdracht daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte heeft bijgedragen aan toenemend vuurwapengeweld, wat aanleiding gaf tot een strenge straf. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidivekans en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De straf is gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak. De schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven en de verdachte moet de gevangenisstraf volledig ondergaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002232-21
Uitspraak d.d.: 13 mei 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 26 april 2021 met parketnummer 08-710034-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 april 2022, 13 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van:
  • handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd,
  • handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 3 mei 2018 tot en met 8 mei 2018 te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad een wapen van categorie II onder 3, te weten een geweer met een afgezaagde loop en/of afgezaagde kolf en/of een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht en/of een wapen van categorie II onder 6, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of een of meer wapen(s) van categorie III onder 1, te weten een karabijn en/of een revolver en/of (een grote hoeveelheid) munitie van categorie III (groot en klein kaliber), te weten ongeveer 76 hagelpatronen en/of 283 knalpatronen en/of 1863 kogelpatronen;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan [persoon] en/of [persoon] ;
3.
hij op of omstreeks 23 april 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan [persoon] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
op een of meer momentenin
of omstreeksde periode van 3 mei 2018 tot en met 8 mei 2018 te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek,
in elk geval in Nederland,voorhanden heeft gehad:
  • een wapen van categorie II onder 3, te weten een geweer met een afgezaagde loop en/of afgezaagde kolf en
  • een wapen van categorie II onder 5, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht en
  • een wapen van categorie II onder 6, te weten een busje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen en/of
  • een of meerwapen
    (s
    )van categorie III onder 1, te weten een karabijn en
    /ofeen revolver en
    /of
  • (een grote hoeveelheid) munitie van categorie III (groot en klein kaliber), te weten ongeveer 76 hagelpatronen en
2.
hij op
of omstreeks2 mei 2018 te Zwolle,
in elk geval in Nederland,munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen aan [persoon] en/of [persoon] ;
3.
hij op
of omstreeks23 april 2018 te Zwolle,
in elk geval in Nederland,munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen aan [persoon] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Overijssel heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan het aantal dagen dat hij in voorarrest heeft gezeten. Daarbij heeft zij gewezen op de ouderdom van de feiten en de proceshouding van verdachte. De onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou voorts kunnen worden gecombineerd met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en het hof heeft gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft in mei 2018 een geweer met een afgezaagde loop en kolf, een stroomstootwapen, een karabijn, een revolver en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij op zowel 23 april 2018 als op 2 mei 2018 munitie voorhanden gehad en overgedragen aan een ander. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de overdracht daarvan brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Met zijn handelen heeft verdachte dan ook bijgedragen aan toenemend vuurwapengeweld, waarbij niet zelden derden (dodelijk) gewond raken. Hiertegen dient streng te worden opgetreden.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Hieruit volgt dat voor het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden is geïndiceerd.
Daarnaast heeft het hof gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Tot slot heeft het hof rekening gehouden met de zich in het dossier bevindende reclasseringsadviezen. In het advies van 24 maart 2021 en ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de toezichthouder van de reclassering laten weten dat alle pogingen tijdens het toezicht om te komen tot interventies tot niets hebben geleid. Verdachte was bovendien tijdens afspraken verbaal agressief. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als hoog en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. Uit het meest recente reclasseringsadvies, gedateerd 8 februari 2022, volgt dat die risico’s onveranderd zijn gebleven.
Naar het oordeel van hof kan gelet op het bovenstaande – en in het bijzonder vanwege de ernst van de feiten – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Het hof ziet gelet op de conclusies van de zich in het dossier bevindende reclasseringsrapporten voorts geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De door de raadsvrouw naar voren gebrachte omstandigheden maken dat niet anders.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden passend en geboden. Het hof is evenwel van oordeel dat de straf dient te worden gematigd vanwege het feit dat de behandeling van de zaak in eerste aanleg niet heeft plaatsgehad binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Verdachte is immers in verzekering gesteld op 4 mei 2018 en het vonnis dateert van 26 april 2021, waardoor sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met bijna twaalf maanden. Het hof zal voornoemde overschrijding in het voordeel van verdachte verdisconteren in de straf en hem een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden opleggen, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast zal het hof vanwege de ernst van de feiten en het recidiverisico de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. K.J.C. Geeve, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. P.T. Vissers, griffier,
en op 13 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.