ECLI:NL:GHARL:2022:657

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
P21/0380
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot beëindiging van de ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2021, die de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel had beëindigd. Het hof oordeelt dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist is, omdat de veroordeelde, die in de periode van zijn vrijlating opnieuw verdacht wordt van het plegen van vermogensdelicten, een risico vormt voor de veiligheid en de openbare orde. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks dat hij nog niet onherroepelijk is veroordeeld voor deze nieuwe delicten, voldoende verdenkingen oproept die wijzen op een verhoogd recidiverisico. De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen mogelijke onveiligheid en verloedering van het publiek domein. Het hof heeft ook overwogen dat de veroordeelde op termijn zal worden overgebracht naar Roemenië in het kader van overlevering, maar dat dit niet betekent dat de voortzetting van de ISD-maatregel niet zinvol is. Tot nu toe is er gewerkt aan het verminderen van het drugsgebruik van de veroordeelde, en het hof verwacht dat de penitentiaire inrichting zal blijven zoeken naar mogelijkheden om het recidiverisico te verminderen en de terugkeer naar Roemenië voor te bereiden.

Uitspraak

ISD P21/0380

Beslissing van 27 januari 2022

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak betreffende

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
verblijvende in [penitentiaire inrichting] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2021. Deze beslissing houdt in de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel).
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank, en daarnaast op:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep;
 de akte van het instellen van beroep van het openbaar ministerie op 31 augustus 2021;
 de appelschriftuur van 31 augustus 2021;
 het adviesrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 21 oktober 2021;
 het e-mailbericht van I. van Nes, verbonden aan de Dienst Terugkeer en Vertrek van het ministerie van Justitie en Veiligheid, van 12 januari 2022;
 de brief (met bijlagen) aan het openbaar ministerie van 12 januari 2022, namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgesteld door J.K. Meijer.
Het hof heeft ter zitting van 13 januari 2022 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink.

Overwegingen

Het standpunt van het openbaar ministerie
Als de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld, zal dit leiden tot onveiligheid of verloedering van het publiek domein. Dit blijkt al uit het feit dat nadat de veroordeelde in augustus 2021 in vrijheid is gesteld, de verdenking is ontstaan dat hij opnieuw vermogensdelicten heeft begaan. De maatregel kan worden gebruikt om zijn terugkeer naar Roemenië voor te bereiden. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Het standpunt van de veroordeelde
De raadsman heeft bepleit dat het hof de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beëindigen. Het doel van de ISD-maatregel is het beveiligen van de maatschappij en het voorkomen van recidive. De tenuitvoerlegging van de maatregel draagt daar niet aan bij, want beëindiging van de maatregel zal niet tot gevolg hebben dat de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld. Hij is immers uit anderen hoofde gedetineerd in afwachting van zijn overbrenging naar Roemenië. Van noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is dus geen sprake.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het hof zal beslissen dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Het hof heeft allereerst beoordeeld of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Hierover wordt het volgende overwogen.
Naar aanleiding van de beslissing waarvan beroep is de veroordeelde in vrijheid gesteld. Nadien is de verdenking ontstaan dat de veroordeelde na zijn invrijheidstelling opnieuw in de fout is gegaan, door zakkenrollerij en een winkeldiefstal te plegen. Voor deze winkeldiefstal is hij veroordeeld tot een gevangenisstraf, maar deze veroordeling is nog niet onherroepelijk omdat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld. Op 22 oktober 2021 is de veroordeelde opnieuw aangehouden en sindsdien is hij gedetineerd.
De veroordeelde wordt ervan verdacht dat hij, in de periode van ruim twee maanden waarin hij op vrije voeten is geweest, opnieuw twee vermogensdelicten heeft begaan. Hoewel deze incidenten nog niet hebben geleid tot een onherroepelijke veroordeling, is het hof van oordeel dat de verdenkingen voldoende grond vormen om te concluderen dat beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Naar het oordeel van het hof valt te verwachten dat als de veroordeelde in vrijheid wordt gesteld, hij opnieuw vermogensdelicten zal begaan. Dat beëindiging van de maatregel op dit moment feitelijk mogelijk niet zou leiden tot de invrijheidstelling van de veroordeelde, doordat hij op dit moment gedetineerd is op grond van de Overleveringswet, leidt niet tot een ander oordeel.
Vervolgens heeft het hof beoordeeld of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. Hierover wordt het volgende overwogen.
Op 19 juli 2018 heeft een Roemeens gerecht (
the Iași Court of Law) een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd dat strekt tot overlevering van de veroordeelde. Bij uitspraak van 14 december 2021 heeft de rechtbank Amsterdam beslist dat de overlevering van de veroordeelde aan
the Iași Court of Lawwordt toegestaan. Verder heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij beschikking van 22 januari 2020 het verblijfsrecht van de veroordeelde beëindigd en de veroordeelde ongewenst verklaard.
Op grond van het voorgaande is de verwachting dat de veroordeelde op termijn zal worden overgebracht naar Roemenië in het kader van overlevering dan wel uitzetting. Van resocialisatie in de Nederlandse samenleving is dus geen sprake. Naar het oordeel van het hof brengt dit echter niet mee dat voortzetting van de maatregel niet zinvol is. Tot nu toe is met de veroordeelde succesvol gewerkt aan het verminderen van diens drugsgebruik. Het hof gaat ervan uit dat zolang als de veroordeelde nog in detentie verblijft op de titel van de ISD-maatregel de penitentiaire inrichting zal blijven zoeken naar mogelijkheden om de veroordeelde te helpen het recidiverisico te verminderen dan wel de terugkeer naar Roemenië voor te bereiden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2021 met betrekking tot de veroordeelde, [veroordeelde] .
Beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.J. Vos, raadsheren,
drs. I. van Outheusden en drs. I.A.M. Breukel, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 27 januari 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.