ECLI:NL:GHARL:2022:652

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
200.292.532
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en benoeming van executeur in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het ontslag van de executeur van de nalatenschap van de erflaatster, die in 2015 is overleden. De erflaatster had in haar testament [verweerder1] benoemd als executeur, maar verzoekers, de kinderen van de erflaatster, hebben verzocht om zijn ontslag en de benoeming van nieuwe executeurs. De verzoekers hebben de executeur verweten dat hij niet voldeed aan zijn inlichtingenplicht en niet tijdig een boedelbeschrijving had opgemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de executeur zijn taken niet naar behoren had uitgevoerd, wat een gewichtige reden voor ontslag opleverde. Het hof heeft [verweerder1] ontslagen als executeur en mr. [de executeur] benoemd als zijn opvolger. Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de verzoekers om veroordelingen van de executeur en andere verzoeken afgewezen, omdat deze niet op de juiste wijze waren ingeleid. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.532
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8561401)
beschikking van 27 januari 2022
inzake
[verzoeker1],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoeker1] ,
[verzoeker2],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [verzoeker2] ,
[verzoekster3],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [verzoekster3] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder tezamen te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. M.P.G. Roobeek te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen,
en
[verweerder1],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [verweerder1] en/of de executeur,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. R. Kuizenga te Almere,
en
[verweerder2],
wonende te [woonplaats5] ,
verder te noemen: [verweerder2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. J. Six - van der Werf te Soest.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) van 30 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 maart 2021;
- het verweerschrift van de executeur met een productie;
- het verweerschrift van [verweerder2] ;
- een journaalbericht van mr. Roobeek van 3 december 2021 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kuizinga van 3 december 2021 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 16 december 2021 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker2] , [verzoekster3] en hun advocaat;
- de executeur en zijn advocaat;
- [verweerder2] en zijn advocaat;
- de echtgenote van [verzoeker2] .
Niet aanwezig was [verzoeker1] .

3.De feiten

3.1
[in] 2015 is [de erflaatster] (hierna: erflaatster) overleden.
3.2
Erflaatster heeft als enige erfgenamen van haar nalatenschap achtergelaten haar vier kinderen, te weten verzoekers en [verweerder2] .
3.3
In haar testament van 10 juli 2014 heeft erflaatster [verweerder1] tot executeur benoemd. [verweerder1] heeft deze benoeming aanvaard.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 4 juni 2020, hebben verzoekers verzocht de executeur te ontslaan en twee nieuwe executeurs te benoemen.
Zij hebben verder verzocht:
de executeur te veroordelen rekening en verantwoording af te leggen;
te bepalen dat de executeur geen loon toekomt en dat hij reeds ontvangen loon moet terugbetalen;
te bepalen dat de kosten van de advocaat van de executeur voor deze procedure niet ten laste van de nalatenschap komen;
e executeur te veroordelen tot betaling van de boete erfbelasting ten bedrage van € 64,- aan [verzoekster3] , althans de nalatenschap.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter verklaard dat de door de executeur in de procedure gemaakte advocaatkosten en proceskosten ten laste van de nalatenschap van erflaatster mogen worden gebracht, de proceskosten voor het overige gecompenseerd, zodanig dat verzoekers en (hof) [verweerder2] ieder de eigen kosten draagt en het anders of meer verzochte afgewezen.
4.2
Verzoekers zijn met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De bedoeling van het hoger beroep is dat de verzoeken alsnog worden toegewezen.
4.3
[verweerder1] voert verweer en vraagt het hof om de verzoeken van verzoekers in hoger beroep af te wijzen, en te bepalen dat de werkzaamheden en kosten die hij in kader van deze procedure heeft verricht en gemaakt als executeursvergoeding ten laste van de boedel mogen worden gebracht, althans verzoekers hoofdelijk veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van zijn advocaat daaronder begrepen.
4.4
[verweerder2] voert verweer en vraagt het hof - na wijziging - de bestreden beschikking ten aanzien van de kosten te vernietigen en te bepalen dat [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] ieder voor zich en gezamenlijk worden veroordeeld in de daadwerkelijk door de executeur in het kader van deze procedures (eerste aanleg en hoger beroep) te maken kosten, de kosten van de door de executeur ter afwending van het verzoek ingeschakelde advocaat daaronder begrepen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De executeur heeft ingevolge artikel 4:144 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen, die tijdens zijn beheer uit die goederen behoren te worden voldaan. De executeur moet met bekwame spoed een boedelbeschrijving opmaken (artikel 4:146 lid 2 BW) en aan de erfgenamen alle door hen gewenste inlichtingen geven over de uitoefening van zijn taak (artikel 4:148 BW). De erflaatster heeft geen testamentaire lasten aan de executeur opgelegd en geen beschikkingen gemaakt die hiervan afwijken.
5.2
De taak van de executeur eindigt door ontslag dat de kantonrechter hem met ingang van een bepaalde dag verleent (artikel 4:149 lid 1 aanhef en onder f BW). Het ontslag wordt hem verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve.
5.3
[verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] verwijten de executeur dat hij niet voldoet aan zijn inlichtingenplicht, dat hij heeft verzuimd tijdig een boedelbeschrijving te maken en dat hij niet tijdig aangifte heeft gedaan voor de erfbelasting. De executeur heeft die verwijten weersproken en dat ook toegelicht. Het hof kan niet vaststellen of de verwijten terecht zijn. De erfgenamen hebben geen bewijs aangeboden van de stellingen die zij aan die verwijten ten grondslag leggen. Het hof ziet geen aanleiding hen ambtshalve tot bewijs daarvan toe te laten. Naar het oordeel van het hof is daarom niet gebleken van gewichtige redenen op grond waarvan de executeur zou moeten worden ontslagen als executeur tot het moment van de bestreden beschikking van de kantonrechter van 30 december 2020.
5.4
Het hof constateert wel dat [verweerder1] vanwege het gebrek aan vertrouwen van [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] zijn werkzaamheden als executeur in elk geval sedert de bestreden beschikking van de kantonrechter van 30 december 2020 niet meer uitoefent. Dat is een gewichtige reden voor ontslag. Erflaatster heeft [verweerder1] als executeur benoemd en hij heeft die benoeming aanvaard. Daarbij past het hem niet zijn werkzaamheden voor langere tijd op te schorten en de afwikkeling van de nalatenschap op zijn beloop te laten. Anders dan de executeur betoogt maakt de opstelling van [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] niet dat hij zijn werkzaamheden nog niet heeft kunnen hervatten. Ongeacht de medewerking van [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] behoort het onder meer tot de taak van de executeur een legitieme portie uit te keren waarop krachtens artikel 4:80 BW aanspraak wordt gemaakt - zoals [verweerder2] heeft
gedaan -; dat is een schuld van de nalatenschap (artikel 4:7 lid sub g BW). Indien ter voldoening van deze schuld de woning van erflaatster verkocht dient te worden, zoals de executeur stelt, moet hij gelet op het testament van erflaatster in overleg treden met de erfgenamen over de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze daarvan en moet hij als bij een erfgenaam bezwaar bestaat tegen een voorgenomen tegeldemaking die erfgenaam in de gelegenheid stellen de beslissing van de kantonrechter in te roepen (artikel 4:147 lid 2 BW). Dat heeft hij niet gedaan. Erflaatster heeft bepaald dat de executeur zonder toestemming van de erfgenamen deze woning te gelde kan maken (artikel 4:147 lid 3 BW). Het hof zal [verweerder1] dan ook ontslag verlenen als executeur.
5.5
Erflaatster heeft in haar testament beschikt dat de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende een vervanger kan benoemen als de door haar benoemde executeur komt te ontbreken (artikel 4:142 lid 1 BW). Tijdens de mondelinge behandeling hebben [verzoeker1] , [verzoeker2] , [verzoekster3] en [verweerder2] overeenstemming bereikt over de benoeming van een vervanger mocht het hof overgaan tot ontslag van de executeur. Het hof zal daarom mr. [de executeur] , advocaat te [plaats] , als executeur benoemen. Mr. [de executeur] heeft verklaard bereid te zijn die benoeming te aanvaarden.
5.6
[verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] hebben verder veroordelingen van de executeur en verklaringen voor recht gevraagd die met een dagvaarding hadden moeten worden ingeleid en hadden moeten worden behandeld door een kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Dat zijn de verzoeken die zijn genoemd in 3.4 onder a-d. De kantonrechter heeft [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] geen bevel gegeven tot verbetering van het stuk waarmee zij de procedure hebben ingeleid en tot voortzetting van de procedure volgens de regels die gelden voor een dagvaardingsprocedure. Hij heeft de zaak ook niet verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken (artikel 69 en 71 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het hof zal om proceseconomische redenen niet ambtshalve bevelen dat de procedure moet worden voortgezet volgens de regels die gelden voor een dagvaardingsprocedure en in deze beschikking beslissen op de genoemde ‘verzoeken’. Geen van partijen in deze procedure wordt daardoor in enig (proces)belang geschaad.
5.7
Het hof zal de ‘verzoeken’ ten aanzien van de rekening en verantwoording en het loon afwijzen. Uit de wet vloeit voort dat [verweerder1] verplicht is rekening en verantwoording af te leggen aan de vervangende executeur (artikel 4:151 BW). Niet staat vast dat [verweerder1] dat niet zal doen, zodat een veroordeling dat te doen op straffe van een dwangsom niet op zijn plaats is. Of en voor welk bedrag [verweerder1] in zijn rekening en verantwoording executeursloon ten laste van de nalatenschap zal brengen is nog ongewis. Ook is ongewis welke verantwoording hij daarvoor zal geven als hij ze in rekening brengt. Daarvoor moet eerst de rekening en verantwoording die [verweerder1] aan de vervangende executeur zal doen worden afgewacht. Er is op dit moment dan ook nog geen aanleiding voor recht te verklaren dat [verweerder1] geen loon toekomt.
5.8
Het hof zal ‘het verzoek’ ten aanzien van de advocaatkosten deels afwijzen en deels toewijzen. Het verzoek van [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] de beslissing van de kantonrechter dat de advocaatkosten en de proceskosten die de executeur in eerste aanleg heeft gemaakt, aangemerkt dienen te worden als kosten van de executele te vernietigen, zal het hof afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt in stand laten nu tot dat moment niet gebleken is van gewichtige redenen op grond waarvan de executeur zou moeten worden ontslagen en in zoverre [verzoeker1] , [verzoeker2] en [verzoekster3] in het ongelijk zijn gesteld. Voor zover het verzoek ziet op de in hoger beroep door de executeur gemaakte advocaatkosten zal het hof dit verzoek toewijzen, omdat de executeur het ontstaan van de door hem gemaakte advocaatkosten in onderhavige procedure had kunnen voorkomen door zijn functie na de bestreden beschikking naar behoren te vervullen en de afwikkeling van de nalatenschap op korte termijn af te ronden, waarvan ook de kantonrechter uitging.
5.9
Het hof zal het verzoek om [verweerder1] te veroordelen € 64,- (boete erfbelasting) te betalen aan [verzoekster3] afwijzen. De kantonrechter heeft dat verzoek afgewezen. [verzoekster3] heeft in hoger beroep niet toegelicht welke bezwaren zij heeft tegen die beslissing.
5.1
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen, behoudens voor zover het de beslissing over de advocaatkosten en de proceskosten betreft, en [verweerder1] ontslag zal verlenen als executeur met benoeming van een vervangende executeur.
5.11
Partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld. Het hof ziet daarin aanleiding de proceskosten zo te compenseren, dat ieder de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 30 december 2020, behoudens voor zover het de beslissing over de advocaatkosten en de proceskosten betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent [verweerder1] met ingang van heden ontslag als executeur van de nalatenschap van [de erflaatster] overleden [in] 2015;
benoemt met ingang van heden mr. [de executeur] , kantoorhoudende aan de [adres] te [plaats] , als executeur van de nalatenschap van [de erflaatster] voornoemd;
verklaart dat de door de executeur in deze hoger beroep procedure gemaakte advocaatkosten
niet ten laste van de nalatenschap van erflaatster mogen worden gebracht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 27 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.