ECLI:NL:GHARL:2022:6499

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.309.363
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en beslissing over gezag en opvoeding van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 18 januari 2022, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 18 januari 2023. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI), af te wijzen of in ieder geval de ondertoezichtstelling voor een kortere periode toe te wijzen.

Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds maart 2022 weer contact hebben met hun vader en dat de situatie tussen de ouders is verbeterd. De moeder heeft aangegeven dat er geen sprake meer is van huiselijk geweld en dat zij de zorgen omtrent de opvoeding van de kinderen goed oppakt. De GI voerde verweer en stelde dat de ondertoezichtstelling moest worden verlengd, maar het hof oordeelde dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen niet langer aanwezig zijn. De kinderen zijn niet ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en de ondertoezichtstelling werd opgeheven.

Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover deze de verlenging van de ondertoezichtstelling tot heden betreft, maar vernietigde de verlenging voor de periode daarna. De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode vanaf heden werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.363
(zaaknummer rechtbank Gelderland 398096)
beschikking van 26 juli 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaijk te Elst,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 18 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 april 2022;
- het verweerschrift.
2.2
Op 30 mei 2022 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] buiten aanwezigheid van de belanghebbenden door een raadsheer van het hof gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader en de raad voor de kinderbescherming waren wel opgeroepen, maar waren niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 te [woonplaats1] (verder: [de minderjarige1] ), en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 te [woonplaats1] , (verder: [de minderjarige2] ).
De moeder en de vader zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (gezamenlijk ook te noemen: de kinderen). De kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 23 juli 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 januari 2023.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en primair het verzoek van de GI alsnog af te wijzen en subsidiair het verzoek van de GI toe te wijzen voor een periode van 6 maanden.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof is met de moeder van oordeel dat niet is gebleken van gronden die een ondertoezichtstelling op dit moment nog langer rechtvaardigen, zodat het hof de ondertoezichtstelling niet langer zal verlengen. Naar het oordeel van het hof zijn de zorgen over de slechte verhouding tussen de ouders en onveiligheid in de thuissituatie die ten tijde van de bestreden beschikking bestonden, niet meer in zodanige mate aanwezig dat deze een ernstige ontwikkelingsbedreiging vormen voor de kinderen.
De kinderen hebben sinds maart weer contact met hun vader en gaan in beginsel een weekend in de twee weken naar hun vader. Dit contact is zonder tussenkomst van de GI en ondanks een zeer turbulente tijd in het leven van de moeder door de ouders zelf bewerkstelligd. Hoewel de weekenden bij de vader niet elke keer doorgaan, zorgt dit niet langer voor problemen tussen de ouders. De moeder heeft in dit kader laten weten dat zij haar verwachtingen wat betreft de vader heeft bijgesteld en haar leven zo heeft ingericht dat het niet doorgaan van een weekend niet langer voor problemen zorgt, zodat er geen strijd meer is tussen de ouders.
Ten aanzien van de onveiligheid in de thuissituatie heeft de moeder verklaard dat er geen sprake meer is geweest van huiselijk geweld. De relatie met haar voormalige vriend is voorbij en de moeder heeft geen contact meer met hem, aldus de moeder.
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder de situatie op een verstandige manier aangepakt en is gebleken dat de moeder de zorgen die er zijn, goed oppakt.
De GI heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd omdat er iemand van buitenaf nodig is die zorgt voor goed contact tussen de vader en de kinderen en die ervoor zorgt dat de ouders niet opnieuw in strijd komen. Het hof acht dit echter onvoldoende grond voor de voortzetting van de ondertoezichtstelling. De (communicatie)problemen tussen de ouders spelen al jaren en de situatie zoals die inmiddels bestaat lijkt hierin het hoogst haalbare. Daarnaast heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat ook de kinderen hebben leren omgaan met de situatie. Dit is ook naar voren gekomen in de gesprekken van de kinderen met het hof, waarbij zij hebben verteld dat ze blij zijn dat ze weer regelmatig naar hun vader gaan en daar hun broertje zien.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] niet langer ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, zodat het hof de ondertoezichtstelling met ingang van heden zal opheffen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot heden en vernietigen voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf heden en zal het hof beslissen als hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 18 januari 2022 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 18 januari 2022 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf heden,
en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf heden, alsnog af,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, E. de Boer en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 26 juli 2022 uitgesproken door mr. J.H. Lieber in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.